ECLI:NL:RVS:2013:1016

Raad van State

Datum uitspraak
4 september 2013
Publicatiedatum
4 september 2013
Zaaknummer
201300491/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • J.J. Reuveny
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering tot vaststelling van een dwangsom door het college van burgemeester en wethouders van Duiven

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die op 6 december 2012 het beroep ongegrond verklaarde tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Duiven om een dwangsom vast te stellen. Het college had op 23 april 2012 besloten om geen dwangsom vast te stellen en dit besluit werd later door het college in een ander besluit van 10 juli 2012 bevestigd, waarbij het bezwaar van de appellant ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college voldoende had onderbouwd waarom het bezwaar ongegrond was en dat de appellant niet in zijn gelijk was gesteld.

De appellant heeft in hoger beroep gesteld dat het college een dwangsom heeft verbeurd omdat het niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar tegen het besluit van 14 december 2011. Hij betoogde dat de rechtbank had miskend dat het college had moeten herroepen, omdat het bezwaar gegrond was verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 20 augustus 2013 behandeld, maar partijen waren niet verschenen. De Afdeling heeft overwogen dat het college in zijn brief van 13 maart 2012 voldoende duidelijkheid heeft verschaft over het besluit van 14 december 2011 door het bezwaar gegrond te verklaren, maar het besluit te handhaven met aanvulling van het alsnog openbaar gemaakte document. De Afdeling concludeert dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het college op het bezwaar heeft beslist en dat de brief van 13 maart 2012 als een besluit kan worden aangemerkt.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 4 september 2013.

Uitspraak

201300491/1/A3.
Datum uitspraak: 4 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Westervoort,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 6 december 2012 in zaak nr. 12/4173 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Duiven.
Procesverloop
Bij besluit van 23 april 2012 heeft het college geweigerd een dwangsom vast te stellen.
Bij besluit van 10 juli 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 december 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 20 augustus 2013, alwaar partijen niet zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] heeft verzocht om openbaarmaking van een aantal documenten. Bij besluit van 14 december 2011 heeft het college op dat verzoek beslist. Tegen dat besluit heeft hij bezwaar gemaakt.
[appellant] heeft het college bij brief van 21 april 2012 in gebreke gesteld, omdat het volgens hem niet tijdig heeft beslist op het bezwaar dat hij tegen het besluit van 14 december 2011 heeft gemaakt.
Aan het in beroep bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat het bij het besluit van 13 maart 2012 een document openbaar heeft gemaakt dat ten onrechte niet openbaar was gemaakt bij het besluit van 14 december 2011. Het heeft daarom bij het besluit van 13 maart 2012 het bezwaar dat [appellant] heeft gemaakt tegen het besluit van 14 december 2011 gegrond verklaard, maar dat tevens in stand gelaten onder aanvulling van het alsnog openbaar gemaakte document.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college een dwangsom heeft verbeurd omdat het niet heeft beslist op het door hem gemaakte bezwaar tegen het besluit van 14 december 2011 en hij het college in gebreke heeft gesteld. Uit artikel 7:11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) volgt volgens hem dat het besluit waartegen bezwaar is gemaakt moet worden herroepen indien het bezwaar gegrond wordt verklaard en dat er geen besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb is genomen op het gemaakte bezwaar als dat niet gebeurt. Dat volgt ook uit de uitspraak van de Afdeling van 4 december 2002 in zaak nr. 200202535/1. Het college heeft het bezwaar dat hij heeft gemaakt tegen het besluit van 14 december 2011 in de brief van 13 maart 2012 weliswaar gegrond verklaard, maar heeft dat besluit niet herroepen. Daarmee is die brief geen besluit en is aldus niet beslist op het bezwaar dat hij heeft gemaakt tegen het besluit van 14 december 2011, aldus [appellant].
2.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college in zijn brief van 13 maart 2012 voldoende duidelijkheid heeft verschaft over het besluit van 14 december 2011 door daarbij het bezwaar dat [appellant] daartegen heeft gemaakt gegrond te verklaren en te vermelden dat dat besluit wordt gehandhaafd, onder aanvulling van het document dat alsnog openbaar wordt gemaakt. Daarmee heeft het beslist op het bezwaar en is de brief van 13 maart 2012 een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Reuveny, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Reuveny
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2013
622.