ECLI:NL:RVS:2013:1016
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- J.J. Reuveny
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering tot vaststelling van een dwangsom door het college van burgemeester en wethouders van Duiven
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die op 6 december 2012 het beroep ongegrond verklaarde tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Duiven om een dwangsom vast te stellen. Het college had op 23 april 2012 besloten om geen dwangsom vast te stellen en dit besluit werd later door het college in een ander besluit van 10 juli 2012 bevestigd, waarbij het bezwaar van de appellant ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college voldoende had onderbouwd waarom het bezwaar ongegrond was en dat de appellant niet in zijn gelijk was gesteld.
De appellant heeft in hoger beroep gesteld dat het college een dwangsom heeft verbeurd omdat het niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar tegen het besluit van 14 december 2011. Hij betoogde dat de rechtbank had miskend dat het college had moeten herroepen, omdat het bezwaar gegrond was verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 20 augustus 2013 behandeld, maar partijen waren niet verschenen. De Afdeling heeft overwogen dat het college in zijn brief van 13 maart 2012 voldoende duidelijkheid heeft verschaft over het besluit van 14 december 2011 door het bezwaar gegrond te verklaren, maar het besluit te handhaven met aanvulling van het alsnog openbaar gemaakte document. De Afdeling concludeert dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het college op het bezwaar heeft beslist en dat de brief van 13 maart 2012 als een besluit kan worden aangemerkt.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 4 september 2013.