ECLI:NL:RVS:2013:1090

Raad van State

Datum uitspraak
11 september 2013
Publicatiedatum
11 september 2013
Zaaknummer
201300971/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor verbouwing zwembad tot woonhuis in Valkenswaard

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten A en B tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 14 december 2012, waarin het beroep tegen de omgevingsvergunning voor de verbouwing van een zwembad tot woonhuis op het perceel Carolusdreef 144 te Valkenswaard ongegrond werd verklaard. De omgevingsvergunning was op 24 februari 2011 verleend aan Isis Holding B.V. voor de verbouwing van het zwembad. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, dat door het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard op 8 augustus 2011 ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat het college in redelijkheid de vergunning heeft kunnen verlenen, ondanks de bezwaren van appellanten over de parkeerdruk in de omgeving.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 6 augustus 2013 behandeld. Appellanten betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de vergunning niet verleend had mogen worden, omdat de parkeerdruk in de directe omgeving toeneemt. Ze stellen dat zij zelf parkeerruimte op eigen terrein hebben aangelegd voor hun praktijken en dat vergunninghoudster op de hoogte was van de parkeerproblemen. De rechtbank heeft echter terecht overwogen dat het college op basis van de bouwverordening van Valkenswaard in redelijkheid kon afwijken van de eis om voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren, omdat er voldoende parkeermogelijkheden in de directe omgeving zijn.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat, en is openbaar uitgesproken op 11 september 2013.

Uitspraak

201300971/1/A1.
Datum uitspraak: 11 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Valkenswaard,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 14 december 2012 in zaak nr. 11/3180 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard.
Procesverloop
Bij besluit van 24 februari 2011 heeft het college aan Isis Holding B.V. (hierna: vergunninghoudster) omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van een zwembad tot woonhuis op het perceel Carolusdreef 144 te Valkenswaard (hierna: het perceel).
Bij besluit van 8 augustus 2011 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 december 2012 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 augustus 2013, waar [appellanten], waarvan [appellant A] in persoon, bijgestaan door O.W. Wagenaar, en het college, vertegenwoordigd door H.G.W. van Heugten, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar vergunninghoudster, vertegenwoordigd door M.J.A. Verhagen, gehoord.
Overwegingen
1. Het bouwplan voorziet in het verbouwen van een zwembad tot woonhuis op het perceel. Het perceel is gelegen aan de achterzijde van de percelen Carolusdreef 142 en Carolusdreef 146.
2. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is het verboden een project zonder omgevingsvergunning uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo wordt de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, geweigerd indien de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegde gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij de bouwverordening.
Ingevolge artikel 2.5.30, eerste lid, van de bouwverordening van de gemeente Valkenswaard (hierna: de bouwverordening) moet indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
Ingevolge het vierde lid kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in onder meer het eerste lid:
a. indien de aanvrager kan aantonen dat het voldoen aan die bepaling door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
b. indien de aanvrager kan aantonen dat op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
3. Niet in geschil is dat niet kan worden voldaan aan de in artikel 2.5.30, eerste lid, bouwverordening opgenomen parkeereis.
4. [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college geen omgevingsvergunning had mogen verlenen, omdat de parkeerdruk in de directe omgeving wordt verzwaard. Zij voeren in dit kader aan dat zij juist vanwege het gebrek aan voldoende openbare parkeergelegenheid parkeerruimte op eigen terrein hebben aangelegd voor hun fysiotherapiepraktijk en huisartsenpraktijk. Volgens hen was vergunninghoudster op de hoogte van de situatie dat door opsplitsing van het perceel niet kon worden voldaan aan het realiseren van parkeergelegenheid op eigen terrein. Ten slotte betogen [appellanten] dat de (woon-) bestemming van het perceel al meer dan tien jaar geleden is vastgesteld en een herziening van deze bestemming door de gemeenteraad buiten de vaststelling van het bestemmingsplan "Valkenswaard Noord 2008" is gehouden, waarbij het college bewust de keuze heeft gemaakt om het perceel als enclave omsloten door het nieuw vastgestelde plangebied te laten ontstaan.
4.1. Op het perceel rust ingevolge het ter plaatste geldende bestemmingsplan "Centrum, Deelgebied I" de bestemming "Wonen".
4.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om op grond van artikel 2.5.30, vierde lid, van de bouwverordening af te wijken van de in het eerste lid genoemde eis om voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren. Voor het woonhuis zijn twee parkeerplaatsen nodig. Op korte afstand van het woonhuis zijn parkeerplaatsen gelegen die tot de openbare weg behoren. Bovendien is in de nabije omgeving van het woonhuis een terrein aanwezig waar parkeerruimte beschikbaar is. [appellanten] hebben dit niet betwist. [appellanten] beschikken voorts zelf over parkeerruimte op eigen terrein. De rechtbank heeft terecht aannemelijk geacht dat in de directe omgeving kan worden voorzien in de benodigde parkeerplaatsen. De rechtbank, in navolging van het college, heeft eveneens terecht in aanmerking genomen dat in het onderhavige geval zonder afwijking van de in artikel 2.4.30, eerste lid, van de bouwverordening genoemde eis, een functie voor het reeds bestaande gebouw die aan de bestemming "Wonen" voldoet, onmogelijk is. De door [appellanten] aangevoerde omstandigheid dat deze situatie bewust door de raad zou zijn gecreëerd en dat betrokkene hiervan bij aankoop op de hoogte was doet hieraan niet af, nu het college bij de beoordeling van de aanvraag moet uitgaan van het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
Het betoog faalt.
5. Voor zover [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat op grond van het geldende bestemmingsplan op het perceel vier woonunits gerealiseerd kunnen worden, waardoor de parkeerdruk verder zal worden verhoogd, overweegt de Afdeling dat het nu aan de orde zijnde bouwplan niet in vier woonunits voorziet en deze mogelijkheid derhalve terecht buiten beschouwing is gebleven.
Het betoog faalt.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2013
270-789.