ECLI:NL:RVS:2013:1113

Raad van State

Datum uitspraak
11 september 2013
Publicatiedatum
11 september 2013
Zaaknummer
201302708/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

201302708/1/R1.
Datum uitspraak: 11 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Heemskerk,
en
de raad van de gemeente Heemskerk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 januari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Westerweelstraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 augustus 2013, waar [appellante] en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.S. de Jonge en S. Buisman, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Ontvankelijkheid
1. De raad voert aan dat het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk is, omdat haar beroepschrift volgens de raad pas na afloop van de beroepstermijn bij de Raad van State is binnengekomen.
De Afdeling overweegt dat het plan blijkens de bekendmaking vanaf 8 februari 2013 ter inzage is gelegd. Gelet op artikel 6:8, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht liep de beroepstermijn derhalve tot en met 22 maart 2013. Het beroepschrift is op 22 maart 2013 binnengekomen bij de Raad van State, zodat het beroep van [appellante] ontvankelijk is.
Inhoudelijk
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. Het plan voorziet in de bouw van veertien woningen op het terrein ten westen van de Westerweelstraat en ten oosten van de Titus Brandsmastraat.
4. [appellante] betoogt dat als gevolg van het plan de bezonning op haar perceel ernstig zal worden aangetast. Voorts vreest zij voor een aantasting van haar rust en privacy als gevolg van de voorziene woningen en parkeerplaatsen. Verder worden volgens haar te weinig parkeerplaatsen voor de voorziene woningen gerealiseerd. Ook zal volgens [appellante] haar uitzicht worden aangetast als gevolg van de toegestane bouwhoogte van 10,5 m voor de voorziene woningen.
4.1. Volgens de raad blijkt uit het onderzoek dat naar gevolgen voor de bezonning is verricht dat de bezonning in de zomermaanden niet veel zal verschillen ten opzichte van de bestaande situatie. Voorts zal het plan volgens de raad tot een verbetering van de rust en privacy van [appellante] leiden ten opzichte van de situatie onder het voorheen geldende plan. Verder zullen volgens de raad voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd voor de voorziene woningen. Ook zal het uitzicht van [appellante] weliswaar wijzigen als gevolg van het plan, maar volgens de raad zal het plan niet tot een ernstige aantasting van het uitzicht van [appellante] leiden.
4.2. Aan gronden in het plangebied zijn onder meer de bestemming "Wonen" met twee bouwvlakken en de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" toegekend.
Ingevolge artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder c, van de planregels zijn de voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden onder meer bestemd voor ongebouwde parkeervoorzieningen.
Ingevolge artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder a en d, zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden onder meer bestemd voor hoofdgebouwen in de vorm van woningen al dan niet met garages en parkeervoorzieningen.
Ingevolge lid 6.2, onder 6.2.1 en c, bezien in samenhang met de verbeelding, is de maximale goot- en bouwhoogte voor hoofdgebouwen 6 onderscheidenlijk 10,5 m.
Ingevolge lid 6.2, onder 6.2.1 en d, bezien in samenhang met de verbeelding zijn binnen de twee bouwvlakken in totaal maximaal veertien wooneenheden toegestaan.
4.3. [appellante] woont recht tegenover de oostzijde van één van de twee bouwvlakken op het perceel [locatie] op een afstand van ongeveer 20 m. De afstand van de woning van [appellante] tot het andere bouwvlak is ongeveer 35 m. In het plangebied was voorheen een school met bijbehorend schoolplein gevestigd.
4.4. De Afdeling is van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bezonning op de woning van [appellante] niet ernstig zal worden verminderd als gevolg van het plan. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat uit de door de raad overgelegde en ter zitting getoonde schaduwstudie van Schippers Architecten BNA, die niet door [appellante] wordt betwist, volgt dat de bezonning op de woning van Nooij op de meetmomenten 21 mei, 21 juli en 21 oktober niet veel zal verschillen ten opzichte van de bestaande situatie en dat alleen op het meetmoment 21 december extra schaduw als gevolg van het plan zal ontstaan. Gelet op de afstand van ten minste ongeveer 20 m van de woning van [appellante] tot de voorziene woningen en de maximale bouwhoogte van 10,5 m voor de voorziene woningen, heeft de raad zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet tot een ernstige aantasting van de privacy van [appellante] zal leiden. Verder heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de rust van [appellante] niet ernstig zal worden aangetast als gevolg van het plan, gelet op de omstandigheid dat maximaal veertien wooneenheden zijn toegestaan. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat in het plangebied voorheen een school met bijbehorend schoolplein gevestigd was. Gelet op de omstandigheid dat binnen de bestemmingen "Wonen" en "Verkeer - Verblijfsgebied" parkeervoorzieningen mogelijk zijn bestaat in de niet nader onderbouwde stelling van [appellante] dat te weinig parkeerplaatsen worden gerealiseerd voorts geen aanleiding voor het oordeel dat niet aan de parkeerbehoefte als gevolg van het plan kan worden voldaan. De raad heeft zich ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het uitzicht van [appellante] niet ernstig zal worden aangetast als gevolg van het plan. Weliswaar zal het uitzicht van [appellante] wijzigen als gevolg van het plan, maar haar uitzicht op het gedeelte van het plantsoen ten noorden van de bestemming "Wonen" blijft behouden. Bovendien is er geen recht op een blijvend vrij uitzicht en dient er in een stedelijke omgeving rekening mee te worden gehouden dat woningen dichter op elkaar gesitueerd zijn.
4.5. Het beroep van [appellante] is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Van Driel Kluit
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2013
703.