ECLI:NL:RVS:2013:1235

Raad van State

Datum uitspraak
25 september 2013
Publicatiedatum
25 september 2013
Zaaknummer
201208552/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • A.J. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de wijziging van zorgtoeslag en huurtoeslag door de Belastingdienst

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 19 juli 2012, waarin het beroep van [appellante] tegen besluiten van de Belastingdienst ongegrond werd verklaard. De Belastingdienst had op 26 september 2011 de aan [appellante] toegekende voorschotten zorgtoeslag en huurtoeslag gewijzigd vastgesteld. Later, op 25 januari 2012, werd het voorschot zorgtoeslag op nihil vastgesteld en op 10 februari 2012 werd het voorschot huurtoeslag gewijzigd naar € 808,00. Het bezwaar van [appellante] tegen deze besluiten werd ongegrond verklaard door de Belastingdienst. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst terecht had gehandeld, wat leidde tot het hoger beroep van [appellante].

Tijdens de zitting op 11 september 2013 werd [appellante] vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. R. Gardeslen, terwijl de Belastingdienst werd vertegenwoordigd door mr. J.H.E. van der Meer. De kern van het geschil betreft de vraag of [appellante] recht heeft op zorgtoeslag en huurtoeslag, gezien de status van haar partner in 2011. De Belastingdienst stelde dat [appellante] geen recht had op deze toeslagen omdat haar partner in dat jaar geen rechtmatig verblijf had in Nederland.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen uiteengezet dat duurzaam gescheiden leven slechts kan worden aangenomen als de betrokkenen daadwerkelijk afzonderlijk leven en dit als bestendig is bedoeld. [appellante] kon niet aantonen dat zij in 2011 duurzaam gescheiden leefde van haar partner, ondanks haar pogingen om bewijs te leveren. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de door [appellante] overgelegde stukken onvoldoende waren om haar standpunt te onderbouwen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201208552/1/A2.
Datum uitspraak: 25 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 19 juli 2012 in zaak nr. 12/1306 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 26 september 2011 heeft de Belastingdienst de aan [appellante] over 2011 toegekende voorschotten zorgtoeslag en huurtoeslag gewijzigd vastgesteld op onderscheidenlijk € 1.315,00 en € 2.378,00.
Bij besluit van 25 januari 2012 heeft de Belastingdienst het aan [appellante] over 2011 toegekende voorschot zorgtoeslag gewijzigd vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 10 februari 2012 heeft de Belastingdienst het aan [appellante] over 2011 toegekende voorschot huurtoeslag gewijzigd vastgesteld op € 808,00.
Bij besluit van 14 februari 2012 heeft de Belastingdienst het door [appellante] tegen deze besluiten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 juli 2012 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 september 2013, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. R. Gardeslen, advocaat te Amsterdam, en de Belastingdienst, vertegenwoordigd door mr. J.H.E. van der Meer, werkzaam bij de Belastingdienst, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) is de partner van de belanghebbende de niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot of geregistreerd partner.
Ingevolge artikel 9, tweede lid, heeft de belanghebbende geen aanspraak op een tegemoetkoming, ingeval de partner van de belanghebbende een vreemdeling is die niet rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000.
Ingevolge artikel 1a, derde lid, van de Wet op de huurtoeslag wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen, in afwijking van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awir, de niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot en geregistreerde partner uitsluitend als partner aangemerkt, indien deze in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres van de huurder staat ingeschreven.
2. De Belastingdienst heeft aan het besluit van 14 februari 2012 ten grondslag gelegd dat [de toeslagpartner] van [appellante] is, omdat zij volgens de gemeentelijke basisadministratie in het hele jaar 2011 gehuwd waren en, voor de huurtoeslag van belang, [de toeslagpartner] tot 15 september 2011 stond ingeschreven op het adres van [appellante]. Nu de toeslagpartner in 2011 geen rechtmatig verblijf in Nederland had, heeft [appellante] ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Awir geen aanspraak op zorgtoeslag over het gehele berekeningsjaar 2011 en geen aanspraak op huurtoeslag van januari tot en met september 2011.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank, door te oordelen dat de Belastingdienst zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [de toeslagpartner] haar toeslagpartner is, heeft miskend dat zij met de door haar overgelegde stukken en ter zitting afgelegde verklaring aannemelijk heeft gemaakt dat zij in 2011 duurzaam gescheiden van [de toeslagpartner] heeft geleefd.
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 11 januari 2012 in zaak nr. 201105180/1/H2), wordt duurzaam gescheiden leven slechts aangenomen, indien ten aanzien van de gehuwden de toestand is ingetreden, dat, na de door beiden of één van hen gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander getrouwd en deze toestand door hen beiden, althans één van hen, als bestendig is bedoeld.
Anders dan [appellante] betoogt, heeft de rechtbank terecht door haar niet aannemelijk gemaakt geacht dat zij in 2011 duurzaam gescheiden van [de toeslagpartner] leefde. Een door [appellante] overgelegde e-mail van een gezinsvoogd van 12 juni 2012, waarin die verklaart dat de vader in ieder geval thans niet bij het gezin woont, kan niet als bewijs daarvan dienen, omdat die verklaring geen betrekking heeft op de situatie in 2011. Voorts heeft zij een verzoek van het Bureau Schuldhulp en Budgetadvies van 23 maart 2012 overgelegd, waarin het bureau namens haar een beroep op het noodfonds van de gemeente Ede heeft gedaan. Een in dit verzoek opgenomen reactie van de WWB-consulente van [appellante] dat de echtgenoot van [appellante] al twee jaar spoorloos is, is op zich, zonder nadere bewijsmiddelen ter staving van die stelling, eveneens onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van duurzaam gescheiden leven in 2011. Tot slot heeft de rechtbank terecht de door [appellante] ter zitting gegeven verklaring dat haar echtgenoot in 2011 al weg was, daarvoor eveneens onvoldoende geacht, omdat ondersteunende bewijsstukken ontbreken. In hoger beroep zijn die stukken evenmin overgelegd.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Jansen, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Jansen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2013
609.