ECLI:NL:RVS:2013:1249

Raad van State

Datum uitspraak
25 september 2013
Publicatiedatum
25 september 2013
Zaaknummer
201211549/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • M.W.L. Simons-Vinckx
  • J. Kramer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ontheffing bestemmingsplan voor algemeen gebruik weegbrug in Sint-Oedenrode

In deze zaak heeft de Raad van State op 25 september 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellante] tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode om ontheffing van het bestemmingsplan te verlenen voor het algemeen gebruik van een weegbrug op het perceel [locatie 1] te Sint-Oedenrode. Het college had eerder op 20 juli 2010 besloten om deze ontheffing te weigeren, en dit besluit werd later in stand gehouden. De rechtbank 's-Hertogenbosch verklaarde het beroep van [appellante] ongegrond, waarna [appellante] in hoger beroep ging.

De Raad van State overwoog dat het college discretionaire bevoegdheid heeft om ontheffing te verlenen en dat de rechter terughoudend moet toetsen of het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. [appellante] betoogde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat het college de ontheffing mocht weigeren, en voerde aan dat de verruiming van het gebruik van de weegbrug noodzakelijk was voor de bedrijfseconomische aantrekkelijkheid. Het college had echter terecht gesteld dat het beoogde gebruik in strijd was met het bestemmingsplan, omdat het niet ten dienste stond van het eigen bedrijf.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college niet onredelijk had gehandeld door de ontheffing te weigeren. Het college had eerder voorwaarden gesteld aan de bouwvergunning voor de weegbrug, en er waren geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die een andere beslissing rechtvaardigden. De Raad van State concludeerde dat de weigering van de ontheffing niet in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, aangezien de situatie van [appellante] niet vergelijkbaar was met die van een ander bedrijf dat wel ontheffing had gekregen.

De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201211549/1/A1.
Datum uitspraak: 25 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te Sint-Oedenrode,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 31 oktober 2012 in zaak nr. 11/3072 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode.
Procesverloop
Bij besluit van 20 juli 2010 heeft het college geweigerd [appellante] ontheffing van het bestemmingsplan te verlenen voor het algemeen gebruik van de weegbrug op het perceel [locatie 1] te Sint-Oederode (hierna: het perceel).
Bij besluit van 28 juli 2011 heeft het college het besluit van 20 juli 2010 in stand gelaten onder verbetering van de motivering.
Bij uitspraak van 31 oktober 2012 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 juli 2013, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en het college, vertegenwoordigd door mr. W.F.M. van Gurp-Steenbakkers, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij besluit van 18 november 2002 heeft het college aan [appellante], onder vrijstelling krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van het bestemmingsplan "Buitengebied 1997", bouwvergunning verleend voor het oprichten van een weegbrug op het perceel. Het college heeft daaraan het voorschrift verbonden dat de weegbrug uitsluitend wordt gebruikt ten dienste van het eigen bedrijf.
2. Vast staat dat het beoogde algemeen gebruik van de weegbrug in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied 1997", omdat zodanig gebruik niet ten dienste staat van het eigen bedrijf.
3. Het verlenen van planologische medewerking door middel van een ontheffing van het bestemmingsplan is een discretionaire bevoegdheid van het college waarbij de rechter de beslissing terughoudend moet toetsen, dat wil zeggen zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot zijn besluit om planologische medewerking te weigeren heeft kunnen komen.
4. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college ontheffing voor het algemeen gebruik van de weegbrug mocht weigeren. De verruiming van het gebruik van de weegbrug is voor [appellante] van belang om deze bedrijfseconomisch aantrekkelijker te maken. Daarmee hoopt zij nieuwe opdrachtgevers in het buitengebied te binden, die gebruik willen maken van de gekoelde opslag voor hun agrarische producten, aldus [appellante]. Voor het wegen van deze producten is de BOCA-groep, een samenwerkingsverband van houders van weegbruggen met hetzelfde besturingssysteem, opgericht, waarbij [appellante] is aangesloten. Er bestaan volgens [appellante] geen ruimtelijke bezwaren tegen het verlenen van ontheffing voor het algemeen gebruik van de weegbrug, nu in dat geval het aantal wegingen met gemiddeld tien per dag, inclusief de eigen wegingen, gering blijft. De toename van tussen de tien en twintig verkeersbewegingen per dag leidt, zoals ook blijkt uit een ambtelijk advies, niet tot zodanige hinder dat het verzoek om ontheffing om die reden zou moeten worden geweigerd, aldus [appellante]. Daarbij is volgens [appellante] van belang dat het perceel is gelegen in een landbouwontwikkelingsgebied waar grote intensieve veehouderijen en biovergistingsinstallaties zijn toegestaan. Het vrachtverkeer van en naar deze bedrijven maakt gebruik van de Hoogstraat die daarvoor, anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet ongeschikt is gemaakt na de opening van de A50. Voorts voert [appellante] aan dat de weigering niet strookt met de brief van het college van 13 april 2010, waarin haar de mogelijkheid is geboden een verzoek om ontheffing voor het algemeen gebruik van de weegbrug in te dienen.
4.1. De rechtbank heeft terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten geen planologische medewerking te verlenen aan het algemeen gebruik van de weegbrug. Het college heeft aan de bij besluit van 18 november 2002 verleende bouwvergunning het voorschrift verbonden dat de weegbrug uitsluitend mag worden gebruikt ten dienste van het eigen bedrijf, omdat het toename van verkeersbewegingen en daarmee gepaard gaande geluidsoverlast onwenselijk achtte. Volgens het college wordt het in de bestaande situatie reeds geconfronteerd met klachten en verzoeken om handhaving van omwonenden, die in het bijzonder in de nachtelijke uren hinder ondervinden van vrachtverkeer dat op het perceel wegingen uitvoert. [appellante] heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd, die maken dat het college niet mocht vasthouden aan het eerdergenoemde voorschrift. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het college onweersproken heeft gesteld dat de conclusie in het door [appellante] genoemde ambtelijk advies, dat een toename van tien tot twintig verkeersbewegingen per dag geen gevolgen heeft, alleen ziet op mogelijke schade aan het wegdek en de bermen. Voorts wordt in aanmerking genomen dat weliswaar een dergelijke toename van verkeersbewegingen gering is, maar het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen garantie bestaat dat daarin in de toekomst geen verandering optreedt. Dat de rechtbank volgens [appellante] ten onrechte heeft gesteld dat de Hoogstraat is afgesloten voor doorgaand verkeer, laat voorts onverlet dat, zoals het college ter zitting heeft toegelicht, het karakter van de Hoogstraat met de opening van de A50 verkeersluw is geworden.
Dat het college [appellante] in het kader van een handhavingsprocedure heeft gewezen op de mogelijkheid om voor het algemeen gebruik van de weegbrug een aanvraag om ontheffing in te dienen, maakt niet dat [appellante] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat het college daaraan zonder meer planologische medewerking zou verlenen, nu [appellante] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het college haar een zodanige toezegging heeft gedaan.
Het betoog faalt.
5. [appellante] betoogt voorts tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat de weigering ontheffing te verlenen in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, omdat haar geval vergelijkbaar is met dat van [bedrijf] aan de [locatie 2] te Sint-Oedenrode, die twee weegbruggen in algemeen gebruik heeft, reeds omdat het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant ten aanzien van de inrichting van [bedrijf] het bevoegd gezag is en bovendien de inmiddels door dat college aan [bedrijf] verleende omgevingsvergunning voor het gebruik van haar weegbruggen geen betrekking heeft op de activiteit afwijken van het bestemmingsplan. Dat het college volgens [appellante] aanvankelijk in de veronderstelling verkeerde het bevoegd gezag te zijn, is niet van belang, reeds omdat het college aan [bedrijf] geen planologische medewerking heeft verleend voor het gebruik van haar weegbruggen.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Van Dorst
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2013
357-757.