ECLI:NL:RVS:2013:1261

Raad van State

Datum uitspraak
25 september 2013
Publicatiedatum
25 september 2013
Zaaknummer
201300409/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • M.W.L. Simons-Vinckx
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen revisievergunning voor brood- en banketbakkerij na wijziging wetgeving

Op 25 september 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen C&C Concrete Solutions B.V. en het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van 27 november 2012, waarbij aan Bakkersland Hedel B.V. een revisievergunning werd verleend voor een brood- en banketbakkerij. De appellant, C&C Concrete Solutions B.V., stelde beroep in tegen dit besluit.

De Raad van State overwoog dat door wijzigingen in de wetgeving per 1 januari 2013, met name het Besluit omgevingsrecht en het Activiteitenbesluit milieubeheer, de inrichting van Bakkersland niet langer vergunningplichtig is. Dit betekent dat de verleende revisievergunning per die datum is vervallen. De appellant had geen belang meer bij de beoordeling van zijn beroep, omdat de inrichting nu onder de nieuwe regelgeving valt en niet meer vergunningplichtig is.

De Raad van State verklaarde het beroep van de appellant niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. J.H. van Kreveld, en de leden mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. N.S.J. Koeman, in aanwezigheid van mr. E.T. de Jong, ambtenaar van staat. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

201300409/1/A4.
Datum uitspraak: 25 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid C&C Concrete Solutions B.V. h.o.d.n. Kartonnage Hedel en [appellant A] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), gevestigd onderscheidenlijk wonend te Hedel, gemeente Maasdriel,
en
het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 november 2012 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bakkersland Hedel B.V. (hierna: Bakkersland) een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een brood- en banketbakkerij met hoofdkantoor aan de Baronieweg 15/De Steegen 1 te Hedel.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben toestemming verleend om het onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.
Overwegingen
1. Het college stelt dat [appellant] vanwege de wijzigingen per 1 januari 2013 in onder meer het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) en het Activiteitenbesluit milieubeheer geen belang meer heeft bij de behandeling van zijn beroep, omdat de inrichting thans onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht niet meer vergunningplichtig is.
2. Op 1 januari 2013 is het Besluit van 31 oktober 2012 tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht en enkele andere besluiten (nieuwe activiteiten, integratie Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer, vereenvoudigingen en reparaties in het Activiteitenbesluit milieubeheer) (hierna: het wijzigingsbesluit) in werking getreden. Voorts is op die datum het Besluit van 14 september 2012 tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (agrarische activiteiten in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) in werking getreden. Bij dit besluit is de citeertitel van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer gewijzigd in Activiteitenbesluit milieubeheer.
Bij het wijzigingsbesluit zijn het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Bor gewijzigd.
3. Ingevolge artikel 2.1, tweede lid, van het Bor worden als categorieën vergunningplichtige inrichtingen aangewezen de categorieën inrichtingen waartoe een IPPC-installatie behoort en de categorieën inrichting die als zodanig zijn aangewezen in bijlage I, onderdeel B en onderdeel C.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt onder IPPC-installatie verstaan: installatie voor industriële activiteiten als bedoeld in bijlage I van richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (PbEU L 334).
Categorie 6.4, onder b, aanhef en onder ii, van bijlage I van richtlijn 2010/75/EU heeft betrekking op de bewerking en verwerking voor de fabricage van levensmiddelen van uitsluitend plantaardige grondstoffen met een productiecapaciteit van meer dan 300 ton per dag eindproducten of 600 ton per dag eindproducten indien de installatie gedurende een periode van niet meer dan 90 opeenvolgende dagen in om het even welk jaar in bedrijf is.
In artikel II, aanhef en onderdeel G, aanhef en onder 5, aanhef en onder a en b, van het wijzigingsbesluit is bepaald dat bijlage I, onderdeel C, van het Bor als volgt wordt gewijzigd: categorie 9.4, onderdeel a, vervalt en de onderdelen b tot en met f worden geletterd tot onderdeel a tot en met e.
In bijlage I, onderdeel C, van het Bor, categorie 9.4, aanhef en onder a (oud), werden als vergunningplichtige inrichtingen onder meer aangewezen inrichtingen voor het vervaardigen, bewerken of verwerken van voedingsmiddelen, genotmiddelen of grondstoffen daarvoor waarbij:
1. de gezamenlijke nominale belasting op bovenwaarde van continu-ovens meer bedraagt dan 200 kW;
2. voor het vervaardigen, bewerken of verwerken gebruik wordt gemaakt van een of meer andere apparaten dan continu-ovens met een individuele nominale belasting op bovenwaarde van meer dan 130 kW of een aansluitwaarde van meer dan 130 kW.
4. Uit de aanvraag, waaronder een brief van 22 februari 2012 waarin de aanvraag wordt verduidelijkt, blijkt dat de inrichting zoals aangevraagd niet meer dan 300 ton broodproducten en, in beperkt assortiment, banketproducten per dag produceert. Tot de inrichting behoort dus geen IPPC-installatie.
Vaststaat dat de inrichting vanaf 1 januari 2013 in onderdeel B noch in onderdeel C van bijlage I van het Bor is aangewezen als een vergunningplichtige inrichting.
5. Uit het vorenstaande volgt dat voor de inrichting sinds 1 januari 2013 geen vergunningplicht meer geldt. Dit betekent dat de revisievergunning per genoemde datum is vervallen. De inrichting wordt vanaf die datum gereguleerd door het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Wel kunnen op grond van artikel 6.1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer de voorschriften van een vergunning gedurende maximaal drie jaar na het van toepassing worden van het Activiteitenbesluit milieubeheer op de inrichting worden aangemerkt als maatwerkvoorschrift, indien die vergunning onmiddellijk voor het van toepassing worden van het Activiteitenbesluit milieubeheer in werking en onherroepelijk was.
Nu de bij het bestreden besluit verleende revisievergunning niet vóór 1 januari 2013 onherroepelijk was, zijn er geen voorschriften die ingevolge artikel 6.1 worden aangemerkt als maatwerkvoorschriften. Vanaf voornoemde datum gelden uitsluitend de rechtstreeks werkende voorschriften van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
6. Gezien het vorenstaande heeft [appellant] geen belang meer bij beoordeling van zijn beroep. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.T. de Jong, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. De Jong
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2013
628.