201302751/1/R1.
Datum uitspraak: 25 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Beek,
en
de raad van de gemeente Beek,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 januari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Parkeerplaats Lampenpaleis Maastrichterlaan 53 Beek" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 augustus 2013, waar [appellant] en anderen, bij monde van [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door drs. S. van Eck, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een uitbreiding van het parkeerterrein van het Lampenpaleis aan de Siekendaalstraat, gelegen tegenover de woningen van [appellant] en anderen. Vast staat dat het Lampenpaleis thans beschikt over 30 parkeerplaatsen, waarvan 14 zijn gelegen aan de voorkant van het Lampenpaleis, en dat een uitbreiding tot 57 parkeerplaatsen is voorzien. De gronden waarop de uitbreiding van het parkeerterrein is voorzien, hadden in het vorige plan de bestemming "Wonen" en worden gebruikt als tuin.
3. [appellant] en anderen betogen dat de raad ten onrechte heeft voorzien in de uitbreiding van het parkeerterrein. [appellant] en anderen voeren hiertoe aan dat de raad niet heeft onderkend dat de uitbreiding van het parkeerterrein niet nodig is, nu dit thans veelal leeg staat. Voorts heeft de raad volgens [appellant] en anderen onvoldoende gemotiveerd dat het te verwachten aantal klanten van het Lampenpaleis zodanig zal toenemen dat uitbreiding van het parkeerterrein noodzakelijk is. De raad heeft verder de kencijfers van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de grond-, water-, wegenbouw- en verkeerstechniek (hierna: het CROW), zoals opgenomen in de publicatie "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" (hierna: de CROW-publicatie), onjuist toegepast, aldus [appellant] en anderen.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het aantal benodigde parkeerplaatsen is berekend aan de hand van de kencijfers van het CROW. Volgens de raad volgt hieruit dat behoefte bestaat aan een groter aantal parkeerplaatsen dan thans aanwezig is. Volgens de raad beschikt het Lampenpaleis thans op piekmomenten over onvoldoende parkeergelegenheid. Voorts is volgens de raad een aanmerkelijke toename van het aantal klanten te verwachten doordat het Lampenpaleis zich bij een keten zal aansluiten en haar assortiment zal aanpassen.
3.2. Vast staat dat het Lampenpaleis een detailhandelsvestiging met een brutovloeroppervlak van 3.000 m² betreft waar naast lampen en verlichtingsartikelen eveneens meubels worden verkocht. De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat volgens de kencijfers van het CROW een dergelijke detailhandelsvestiging een grotere parkeerbehoefte heeft dan het aantal parkeerplaatsen dat thans aanwezig is. De raad heeft evenwel niet aannemelijk gemaakt dat in dit geval behoefte bestaat aan de uitbreiding van het parkeerterrein tot 57 plaatsen. Daarbij is van belang dat de kencijfers in de CROW-publicatie slechts indicatieve normen zijn. De raad heeft de stelling van [appellant] en anderen dat het parkeerterrein thans veelal leegstaat niet gemotiveerd betwist. De raad heeft geen onderzoek laten verrichten naar de huidige bezetting van het parkeerterrein en de daadwerkelijke behoefte aan nieuwe parkeerplaatsen. De raad heeft ook geen ervaringscijfers met betrekking tot het gebruik van, met het oog op de beoogde wijziging van de winkelformule, vergelijkbare parkeervoorzieningen elders overgelegd. De raad heeft voorts ter zitting desgevraagd toegelicht dat de plannen van het Lampenpaleis om zich bij een andere keten aan te sluiten en het assortiment aan te passen niet concreet zijn. Verder heeft de raad ter zitting niet kunnen toelichten welke redenen hij heeft om aan te nemen dat een toename van klanten is te verwachten. Het bestreden besluit is gelet hierop genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
4. [appellant] en anderen voeren voorts aan dat de voorziene uitbereiding van het parkeerterrein afbreuk doet aan het landelijke karakter van de Siekendaalstraat en dat deze uitbreiding ten koste zal gaan van de thans in het plangebied aanwezige diersoorten. Voorts zal de voorziene uitbreiding van het parkeerterrein volgens [appellant] en anderen leiden tot geluidsoverlast, aantasting van de luchtkwaliteit en overlast vanwege hangjongeren. Ter plaatse van de uitbreiding zal verder een verkeersonveilige situatie ontstaan, aldus [appellant] en anderen.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plangebied thans de bestemming "Wonen" heeft en dat binnen het vigerende plan derhalve eveneens verhardingen kunnen worden aangelegd. Vanwege de ligging van het plangebied, de beperkte oppervlakte en het huidige gebruik zijn volgens de raad geen bijzondere diersoorten aanwezig. Volgens de raad zal voorts geen sprake zijn van een verkeersonveilige situatie. Het plan leidt volgens de raad niet tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant] en anderen.
4.2. In de plantoelichting staat dat het plangebied momenteel in gebruik is als tuin. Hierin bevinden zich enkele (naald)bomen, struiken en heggen. Het aanwezige groen wordt regelmatig onderhouden. Gezien het gecultiveerde karakter van het plangebied, de ligging van het plangebied in bebouwd gebied en de aanwezige lichtoverlast door onder meer straatverlichting, is de aanwezigheid van bijzondere of beschermde plant- en diersoorten in het plangebied niet duurzaam te verwachten.
4.3. [appellant] en anderen hebben het standpunt van de raad dat de aanwezigheid van beschermde diersoorten niet te verwachten is, niet gemotiveerd betwist. De raad heeft zich gelet hierop terecht op het standpunt gesteld dat het plan niet zal leiden tot schade aan in het plangebied voorkomende beschermde diersoorten. Hoewel [appellant] en anderen terecht stellen dat de voorziene uitbreiding van het parkeerterrein ten koste gaat van thans aanwezige groenvoorzieningen en leefomgeving van diersoorten, betekent dit niet dat de raad niet in redelijkheid tot de in het plan opgenomen bestemmingsregeling heeft kunnen komen. De raad heeft dit onderkend en in de belangenafweging betrokken. Anders dan [appellant] en anderen betogen, heeft de raad hieraan in redelijkheid geen doorslaggevend gewicht hoeven toekennen. De raad heeft hierbij van belang kunnen achten dat het plangebied slechts een kleine omvang heeft, dit in een stedelijke omgeving is gelegen en dat op korte afstand van het plangebied groene, open gebieden aanwezig zijn.
4.4. Vast staat voorts dat het parkeerterrein wordt ontsloten op een weg waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/u geldt. De raad heeft onderkend dat de bestaande in- en uitgang van het parkeerterrein in de huidige situatie verkeerskundig niet als zodanig is vormgegeven. Hierdoor is de voorrangssituatie voor uitrijdende auto’s niet duidelijk. De raad heeft toegelicht dat in de toekomst de ontsluiting uitsluitend als uitgang van het parkeerterrein zal worden gebruikt. Voorts zal volgens de raad een aantal verkeersmaatregelen worden genomen om de voorrangssituatie ter plaatse te verduidelijken. Door [appellant] en anderen is niet gemotiveerd betoogd dat het treffen van dergelijke maatregelen onvoldoende is om ter plaatse een verkeersonveilige situatie te voorkomen. De raad heeft zich gelet hierop in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot een verkeersonveilige situatie.
4.5. In de plantoelichting staat voorts dat vanwege het beperkte aantal verkeersbewegingen op de voorziene uitbreiding van het parkeerterrein voor omwonenden geen akoestische hinder valt te verwachten. Verder staat in de plantoelichting dat het plan voldoet aan de vereisten opgenomen in de Wet Milieubeheer inzake luchtkwaliteit. [appellant] en anderen hebben dit niet gemotiveerd betwist. De raad heeft zich gelet hierop in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot onevenredige geluidhinder of aantasting van de luchtkwaliteit.
4.6. De stelling van [appellant] en anderen dat op het parkeerterrein overlastveroorzakende activiteiten zullen plaatsvinden, kan in deze procedure ten slotte niet aan de orde komen, nu het tegengaan van dergelijke activiteiten een kwestie is van handhaving.
5. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
6. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Beek van 24 januari 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Parkeerplaats Lampenpaleis Maastrichterlaan 53 Beek";
III. draagt de raad van de gemeente Beek op om binnen vier weken na de verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Beek aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.
w.g. Helder w.g. Schaaf
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2013
523.