ECLI:NL:RVS:2013:1302

Raad van State

Datum uitspraak
18 september 2013
Publicatiedatum
25 september 2013
Zaaknummer
201305430/1/R4 en 201305430/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening en bodemzaak inzake wijzigingsplan Voormalige bibliotheek Vishalstraat Zoutkamp

Op 1 mei 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders van de Marne het wijzigingsplan "Voormalige bibliotheek Vishalstraat Zoutkamp" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de appellante, wonend te Zoutkamp, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 3 september 2013 ter zitting behandeld, waar de appellante werd bijgestaan door een gemachtigde en het college vertegenwoordigd was door W.K. de Wind en C.M. Bakema. Tijdens de zitting gaven partijen toestemming voor onmiddellijke uitspraak in de hoofdzaak.

De voorzitter oordeelde dat nader onderzoek niet nodig was en dat er geen beletsel was om onmiddellijk uitspraak te doen. Het wijzigingsplan biedt een juridisch-planologisch kader voor de realisatie van een woning met een bed & breakfast en een aan huis gebonden bedrijf in de voormalige bibliotheek. De appellante verzet zich tegen de wijziging van het bouwvlak, dat ten westen van haar woning is verlegd, en vreest voor de gevolgen voor de bezonning en het uitzicht vanuit haar woning, alsook voor een mogelijke waardedaling van haar woning.

De voorzitter concludeerde dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan bijdraagt aan een goede ruimtelijke ordening. Het college had medewerking verleend aan de plannen om verpaupering door leegstand te voorkomen en had het bouwvlak al in westelijke richting verplaatst om de gevolgen voor de appellante te beperken. De voorzitter oordeelde dat er geen grond was voor de verwachting dat de waarde van de woning van de appellante zodanig zou dalen dat het college hieraan meer gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen van de realisatie van het plan.

Het beroep van de appellante werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201305430/1/R4 en 201305430/2/R4.
Datum uitspraak: 18 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellante], wonend te Zoutkamp, gemeente De Marne,
en
het college van burgemeester en wethouders van de Marne,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 mei 2013 heeft het college het wijzigingsplan "Voormalige bibliotheek Vishalstraat Zoutkamp" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
[appellante] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 september 2013, waar [appellante], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door W.K. de Wind en C.M. Bakema, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Het plan biedt het juridisch-planologisch kader voor de realisatie van een woning in combinatie met een bed & breakfast en een aan huis-gebonden-bedrijf in de voormalige bibliotheek.
3. [appellante] keert zich ertegen dat het bouwvlak op het perceel van de voormalige bibliotheek ten westen van haar woning ongeveer acht meter naar voren is gelegd. Zij vreest de gevolgen voor de bezonning van haar terras en het uitzicht vanuit haar woning. Haar woning is op het westen georiënteerd, omdat zij aan die kant vóór de vestiging van de bibliotheek vrij uitzicht had over een weiland. Ook vreest zij waardedaling van haar woning.
3.1. Naar het oordeel van de voorzitter heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het onderhavige plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij betrekt de voorzitter dat het college medewerking aan de plannen voor de realisatie van een bed & breakfast heeft verleend om verpaupering door langdurige leegstand te voorkomen. Voorts betrekt de voorzitter daarbij dat het college naar aanleiding van de inspraakreactie op het voorontwerp van het wijzigingsplan de gevolgen van het plan voor de woning van [appellante] heeft beperkt door het bouwvlak in westelijke richting te verplaatsen en het bouwvlak strak om de bebouwingscontour te leggen, maar dat het in verband met de aanwezigheid van kabels en leidingen niet mogelijk was de gevolgen verder te beperken. Naar het oordeel van de voorzitter heeft het college bij de bepaling van zijn standpunt voorts kunnen betrekken dat het plan geen invloed heeft op het uitzicht van [appellante] vanuit het voorhuis, dat de maximaal toegestane goothoogte ten opzichte van het bestemmingsplan "Grote kernen" wordt verlaagd en dat het uitzicht op de Vishalstraat thans reeds wordt beperkt door de bibliotheek.
Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woning betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat het college bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Bijleveld
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 september 2013
433.