ECLI:NL:RVS:2013:1308

Raad van State

Datum uitspraak
20 september 2013
Publicatiedatum
25 september 2013
Zaaknummer
201306797/2/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • L. Brand
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Windpark Nieuwegein

Op 29 mei 2013 heeft de raad van de gemeente Nieuwegein het bestemmingsplan "Windpark Nieuwegein" vastgesteld, waarbij ook een omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van vijf windturbines. Tegen dit besluit hebben de verzoekers, wonend te Houten, beroep ingesteld. In het kader van deze procedure hebben zij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is behandeld op 10 september 2013, waarbij de verzoekers werden bijgestaan door mr. J.M. Smits en de raad werd vertegenwoordigd door mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam. Tevens was Eneco Wind B.V. als partij aanwezig, vertegenwoordigd door mr. J. Timmermans.

De voorzitter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt volgens de Wet ruimtelijke ordening. De verzoekers hebben betoogd dat de Flora- en faunawet (Ffw) de uitvoering van het plan in de weg staat, omdat er aanvaringsslachtoffers onder vogels en vleermuizen te verwachten zijn. Ook wijzen zij op de aanwezigheid van een rust- en verblijfplaats van buizerds in de nabijheid van het plangebied. De raad stelt zich echter op het standpunt dat geen ontheffing benodigd is op grond van de Ffw.

Tijdens de zitting is gebleken dat de uitvoering van het plan zal worden uitgesteld totdat het Agentschap NL heeft besloten op de subsidieaanvraag en het project is aanbesteed. Eneco Wind B.V. heeft verklaard dat de aanbestedingsprocedure pas zal starten als het plan in rechte onaantastbaar is. Hierdoor zijn er voor de uitspraak in de bodemzaak geen onomkeerbare gevolgen te verwachten van de inwerkingtreding van het plan. Gelet op deze omstandigheden heeft de voorzitter besloten dat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening, en heeft het verzoek afgewezen.

Uitspraak

201306797/2/R6.
Datum uitspraak: 20 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te Houten,
en
de raad van de gemeente Nieuwegein,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 mei 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Windpark Nieuwegein" vastgesteld.
Bij besluit van 29 mei 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van vijf windturbines.
Tegen het besluit tot vaststelling van het plan hebben [verzoekers] beroep ingesteld.
Bij brief hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 september 2013, waar [verzoekers], bijgestaan door mr. J.M. Smits, werkzaam bij SRK rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Eneco Wind B.V., vertegenwoordigd door mr. J. Timmermans.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. De besluiten zijn op grond van artikel 3.30, eerste lid, aanhef en onder b, en artikel 3.32 van de Wet ruimtelijke ordening gecoördineerd voorbereid en bekend gemaakt.
3. Het plan voorziet in vijf windturbines aan de oostzijde van Nieuwegein.
4. [verzoekers] betogen dat de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) aan de uitvoering van het plan in de weg staat. In dit verband wijzen zij erop dat er aanvaringsslachtoffers onder vogels en vleermuizen zullen zijn. Voorts voeren [verzoekers] aan dat in de nabijheid van het plangebied een vaste rust- en verblijfplaats van buizerds aanwezig is. Volgens [verzoekers] stelt de raad zich ten onrechte op het standpunt dat geen ontheffing benodigd is op grond van de Ffw. Teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen verzoeken zij om het treffen van een voorlopige voorziening.
5. Ter zitting is gebleken dat met de uitvoering van het plan zal worden gewacht totdat het Agentschap NL op de subsidieaanvraag ten behoeve van het windpark heeft besloten en totdat het project is aanbesteed. Nu Eneco Wind B.V. ter zitting heeft verklaard dat de aanbestedingsprocedure pas in gang wordt gezet als het plan in rechte onaantastbaar is, zal er voor de uitspraak in de bodemzaak niet worden gestart met de werkzaamheden en zijn er voor die tijd geen onomkeerbare gevolgen te verwachten van de inwerkingtreding van het plan. Onder voornoemde omstandigheden kan naar het oordeel van de voorzitter de uitspraak in de bodemzaak worden afgewacht.
6. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt afgewezen.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L. Brand, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Brand
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 september 2013
575.