ECLI:NL:RVS:2013:1486

Raad van State

Datum uitspraak
2 oktober 2013
Publicatiedatum
9 oktober 2013
Zaaknummer
201306111/1/R6 en 201306111/2/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Appelgaard en verzoek om voorlopige voorziening

Op 2 oktober 2013 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Appelgaard" dat op 21 mei 2013 door de raad van de gemeente Buren is vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten, wonend te Buren, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 september 2013, waar de appellanten vertegenwoordigd waren door mr. K. de Wit en de raad door ing. N.J. Stam. Tijdens de zitting gaven partijen toestemming voor onmiddellijke uitspraak in de hoofdzaak.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat er geen aanleiding is voor nader onderzoek en dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen. De appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen de bouwhoogte van 8 meter en de aanduiding "gestapeld" voor de gronden met de bestemming "Wonen". Zij betogen dat de bouwhoogte ten opzichte van de bestaande situatie is toegenomen, wat leidt tot een aantasting van hun privacy door de toename van inkijk in hun woning.

De raad heeft echter gesteld dat de bouwhoogte in het vorige plan hoger was en dat er geen verslechtering optreedt. De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad in redelijkheid de belangen van de appellanten heeft kunnen afwegen tegen de noodzaak voor nieuwe woningen. De appellanten hebben ook zorgen geuit over parkeeroverlast, maar de raad heeft aangegeven dat er voldoende parkeerplaatsen zijn voorzien. Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

Uitspraak

201306111/1/R6 en 201306111/2/R6.
Datum uitspraak: 2 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellanten], wonend te Buren, gemeente Buren,
en
de raad van de gemeente Buren,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 mei 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Appelgaard" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
[appellanten] hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 september 2013, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. K. de Wit, en de raad vertegenwoordigd door ing. N.J. Stam, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. Het plan maakt de bouw van 41 appartementen mogelijk in het gebied tussen de N834 (Culemborgseweg), de Prins Willem Alexanderstraat en de Marijkelaan. In dit gebied staan thans 10 grondgebonden seniorenwoningen en een verouderd appartementencomplex met 51 wooneenheden.
4. [appellanten] richten zich tegen de bouwhoogte van 8 m, en de aanduiding "gestapeld", voor zover het betreft de gronden met de bestemming "Wonen" tegenover de woning van [appellanten] aan de [locatie]. Zij betogen dat de bouwhoogte ten opzichte van de bestaande situatie is toegenomen en dat thans twee volledige bouwlagen met appartementen mogelijk zijn. De inkijk in hun woning zal toenemen doordat het plan appartementen op de verdieping mogelijk maakt en daarmee het aantal wooneenheden met zicht op hun woning toeneemt. De afstand van 13 m tussen de voorziene bebouwing en hun woning is niet voldoende om de aantasting van de privacy te voorkomen, aldus [appellanten].
4.1. De raad stelt dat omdat de bouwhoogte in het vorige plan hoger is dan de bouwhoogte in dit plan en in zoverre geen verslechtering optreedt als gevolg van het plan. De raad stelt dat de bestaande woningen verouderd waren en vervangen dienden te worden en de bestaande planologische mogelijkheden hiervoor te beperkt waren. De raad heeft het belang dat gediend is met de voorziene nieuwe woningen zwaarder laten wegen dan het belang van [appellanten] dat geschaad wordt door het eventuele beperkte verlies aan privacy als gevolg van de toename van inkijk door de gestapelde bouw en het richting hun woning verschuiven van de bebouwing. De raad stelt dat het plan aansluit bij de stedenbouwkundige inrichting van de omliggende wijk.
4.2. Het plan maakt ter hoogte van de woning van [appellanten] gestapelde woningen mogelijk met een bouwhoogte van 8 m. Het vorige bestemmingsplan maakte woningen met een goothoogte van 4 m en een nokhoogte van 9 m mogelijk. De bouwhoogte is met 1 m afgenomen, maar het plan maakt in tegenstelling tot het vorige plan gestapelde woningen mogelijk. De gevel van de woning van [appellanten] is gericht naar de voorgevels van de in het plan voorziene woningen zodat vanuit deze woningen geen zicht is op de achtertuin van [appellanten]. De bouwgrens van de voorziene woningen ter hoogte van de woning van [appellanten] ligt op 13 m van de gevel van de woning van [appellanten]. Dit is 1 tot maximaal 3 m dichter bij de woning dan thans het geval is.
Gelet op de afstand tussen de woningen in het plan, de stedelijke omgeving en de onder het vorige plan reeds bestaande bebouwingsmogelijkheden ziet de Afdeling in hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid de aantasting van de privacy door de toename van de inkijk niet zodanig groot heeft kunnen achten dat hij bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
5. [appellanten] betogen dat hoewel voldaan wordt aan de parkeernormen voor het aantal woningen en het aantal parkeerplaatsen zal toenemen ten opzichte van de huidige situatie, de verdeling van de parkeerplaatsen binnen het plangebied zodanig is dat de verkeersproblematiek in hun wijk niet zal verbeteren. Zij vrezen voor parkeeroverlast in de omgeving van hun woning doordat de bewoners van de appartementen tegenover hun huis aldaar zullen parkeren. Zij stellen daarnaast dat de behoefte aan parkeerplaatsen wellicht zal toenemen door toenemend en langduriger autobezit in de toekomst.
5.1. De raad stelt dat binnen het plangebied voldoende parkeerplaatsen mogelijk zijn om te voorzien in de parkeerbehoefte van de 41 voorziene wooneenheden. Naast de in de plantoelichting weergegeven parkeerplaatsen zijn binnen de bestemming "Wonen" en "Verkeer" extra parkeerplaatsen mogelijk, onder andere op de gronden met de bestemming "Verkeer" aan de zijde van de voorziene appartementen aan de Prins Willem Alexanderstraat ter hoogte van de woning van [appellanten]. De raad stelt ten slotte dat niet vereist is dat dit plan een mogelijk parkeerprobleem in de omliggende wijk oplost.
5.2. [appellanten] betwisten niet dat het plan voorziet in voldoende parkeerplaatsen. Nu het plan voorziet in voldoende parkeerruimte en het plan parkeerplaatsen mogelijk maakt op de gronden tegenover de woning van [appellanten] met de bestemming "Verkeer", ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn en dat het plan niet zal leiden tot een onaanvaardbare parkeerdruk bij de woning van [appellanten]. Het betoog van [appellanten] faalt.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Drouen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2013
375-725.