201210426/1/A1.
Datum uitspraak: 3 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Geffen, gemeente Maasdonk,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 21 september 2012 in zaak nrs. 12/1853 en 12/2557 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Maasdonk.
Procesverloop
Bij besluit van 25 november 2011 heeft het college aan [belanghebbende A] omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een vrijstaande woning met bijgebouw op het perceel [locatie 1] te Geffen. Voorts heeft college bij besluit van 9 december 2011 aan [belanghebbende B] omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een vrijstaande woning met bijgebouw op het perceel [locatie 1] te Geffen.
Bij besluit van 6 juni 2012 heeft het college het door [appellant] tegen deze besluiten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 september 2012 heeft de voorzieningenrechter het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juni 2013, waar het college, vertegenwoordigd door Y. Nejjari, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is daar [belanghebbende C] gehoord.
Overwegingen
1. Het college stelt zich op het standpunt dat [appellant] geen belanghebbende is bij het besluit van 25 september 2011 waarbij omgevingsvergunning is verleend voor bebouwing op het perceel [locatie 1], omdat hij op te grote afstand van dit perceel woont en tussen dit perceel en zijn perceel nog een woning met bijgebouw zal worden gebouwd.
1.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
1.2. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijke persoon volgens vaste jurisprudentie een voldoende objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
Het perceel van [appellant] ligt op ongeveer 40 meter van de op perceel [locatie 1] voorziene woning. Voorts was ten tijde van het nemen van het besluit het tussenliggende perceel onbebouwd. Gelet hierop is [appellant] belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij het besluit van 25 september 2011.
2. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat het college ten onrechte de aanvraag niet heeft aangehouden, omdat hoger beroep was ingesteld tegen de vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Maasdonk, herziening 4 woningen Bergstraat Geffen" (hierna: het bestemmingsplan).
2.1. Gelet op het verhandelde ter zitting van de voorzieningenrechter heeft [appellant] deze grond ingetrokken, zodat de voorzieningenrechter deze terecht niet heeft beoordeeld.
Het betoog faalt.
3. [appellant] betoogt voorts dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat de woningen in strijd met de planregels op te korte afstand van de erfgrens zullen worden gebouwd.
3.1. Aan de percelen is in het bestemmingsplan de bestemming "Wonen" toegekend.
Ingevolge artikel 1.13 van de planregels wordt onder een bouwperceel verstaan een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.
Ingevolge 1.14 wordt onder een bouwperceelgrens verstaan de grens van een bouwperceel.
Ingevolge artikel 3.2, onder a, dient een woning op een minimale afstand van 5 meter van de zijdelingse bouwperceelgrens te worden gebouwd.
4. Blijkens de situatieschets valt de erfgrens van het perceel van [appellant] samen met de zijdelingse bouwperceelsgrens aan de noordwestzijde van het perceel [locatie 2]. Uit nameting van de op de bouwtekening aangegeven situatieschets, en welke bouwtekening onderdeel is van de ingediende bouwaanvraag, blijkt dat de afstand van de daarop voorziene woning tot deze zijdelingse bouwperceelsgrens 5 meter is. Deze afstand is niet in strijd met de planregels. De voorzieningenrechter is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Oudenaller
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2013
270-736.