201110983/1/R3.
Datum uitspraak: 23 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. Belangenvereniging Wijk 't Slot, gevestigd te Veldhoven,
2. [appellant sub 2], wonend te Veldhoven,
en
de raad van de gemeente Veldhoven,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 september 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Aansluiting Kruisstraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer de Vereniging en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Vereniging, [appellant sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 december 2012, waar de Vereniging, vertegenwoordigd door M.A.B. Adriaansz, [appellant sub 2], bijgestaan door P.M. van Herk, mr. Q.W.J. de Ruijter en ir. W.A. van Aerle, en de raad, vertegenwoordigd door N. Ramaekers, wethouder, J. IJff, M. Foederer en P. Konings, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 10 april 2013, in zaak nr. 201110983/1/T1/R3 (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 12 weken na de verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 27 september 2011 te herstellen. De tussenuitspraak is aangehecht.
Bij brief van 28 juni 2013 heeft de raad te kennen gegeven dat hij bij besluit van 28 mei 2013 het gebrek in het besluit van 27 september 2011 heeft hersteld.
De Vereniging en [appellant sub 2] zijn in de gelegenheid gesteld een zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren te brengen. [appellant sub 2] heeft een zienswijze naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Het besluit van 27 september 2011
1. Het beroep van [appellant sub 2] tegen het besluit van 27 september 2011 is, gelet op hetgeen is overwogen in 3 van de tussenuitspraak, niet-ontvankelijk, voor zover gericht tegen de aanduiding "wro-zone wijzigingsgebied".
2. In 11.4 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat de raad op grond van artikel 3.3.1, eerste lid, onder b, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) het aantal rijstroken, de as van de weg of een dwarsprofiel had dienen op te nemen in het plan en dat het besluit, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Verkeer", in strijd is met genoemd artikel. Daarbij heeft de Afdeling overwogen dat het plan niet uitsluit dat binnen het plandeel met de bestemming "Verkeer" de weg op kortere afstand van de woning van [appellant sub 2] wordt aangelegd, dan waar in het akoestisch onderzoek ten behoeve van het plan op grond van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) van uit is gegaan. De geluidsbelasting van deze andere planologisch mogelijk gemaakte inrichting van de weg, die niet is beoogd, is niet onderzocht. Het hierop betrekking hebbende betoog van [appellant sub 2] slaagt.
3. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling verder overwogen dat de beroepsgrond van [appellant sub 2] en de Vereniging tegen het plandeel met de bestemming "Verkeer" dat niet kan worden voldaan aan de ingevolge de Wgh geldende normen voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, wordt aangehouden tot de einduitspraak. Dit in verband met de tussenuitspraak inzake het besluit van het college van burgemeester en wethouders tot het vaststellen van hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van een aantal woningen ten behoeve van het bestemmingsplan (hierna: het hogere waardenbesluit).
3.1. Ingevolge artikel 74, eerste lid, aanhef en onder a, sub 2°, van de Wgh, zoals dit luidde ten tijde van belang, heeft een weg, bestaande uit een of twee rijstroken, in stedelijk gebied, een zone die zich uitstrekt vanaf de as van de weg tot de volgende breedte aan weerszijden van de weg van 200 m.
Ingevolge artikel 76, eerste lid, worden bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, van de gevel van woningen binnen die zone de waarden in acht genomen die ingevolge artikel 82 en 100 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, worden in afwijking van het eerste lid bij de vaststelling van een bestemmingsplan hogere waarden in acht genomen, voor zover met toepassing van artikel 83, 85 of 100a voor de vaststelling van het bestemmingsplan zodanige waarden zijn vastgesteld.
3.2. In de tussenuitspraak van 10 april 2013 over het hogere waardenbesluit (zaak nr. 201113404/1/T1/R3) heeft de Afdeling overwogen dat dit besluit, voor zover voor de woning van [appellant sub 2] aan het Gareel 30 een hogere waarde van 60 dB voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de nieuwe weg is vastgesteld, niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid, omdat ten onrechte geen berekeningen zijn verricht voor een hoogte van 1,5 m. De Afdeling heeft het college op voet van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State, zoals dit luidde ten tijde van belang, opgedragen het geconstateerde gebrek te herstellen. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het standpunt van de raad bij de vaststelling van het plan dat ten aanzien van de woning van [appellant sub 2] aan de bij het besluit van 16 september 2011 vastgestelde hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting zou kunnen worden voldaan, berust op onzorgvuldig tot stand gekomen onderzoek. Het betoog van [appellant sub 2] en de Vereniging slaagt in zoverre.
4. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen in 2 en 3.2 ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het besluit, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Verkeer", is vastgesteld in strijd met artikel 3.3.1, eerste lid, onder b, van het Bro en artikel 76, tweede lid, van de Wgh. De beroepen van [appellant sub 2] en de Vereniging zijn in zoverre gegrond, zodat het besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
4.1. Bij uitspraak van heden (zaak nr. 201113404/1/R3), heeft de Afdeling het hogere waardenbesluit vernietigd voor zover daarbij voor de woning aan het Gareel 30 een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de nieuwe weg van 60 dB is vastgesteld en bepaald dat de rechtsgevolgen in stand blijven omdat het gebrek door het verrichten van nader akoestisch onderzoek is hersteld door het college.
Nu de raad op 28 mei 2013 het plan opnieuw en gewijzigd heeft vastgesteld, ziet de Afdeling geen aanleiding om te onderzoeken of de rechtsgevolgen van het hiervoor vernietigde plandeel in stand kunnen blijven, maar zal de Afdeling de in 3.2 besproken beroepsgrond mede beoordelen in het kader van dat besluit, waarbij het hiervoor genoemde onderzoek zal worden betrokken.
Het besluit van 28 mei 2013
5. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 28 mei 2013 het plan "Aansluiting Kruisstraat" opnieuw en gewijzigd vastgesteld. Daarbij is de aanduiding "as van de weg" op de verbeelding opgenomen en is aan de planregels de bepaling toegevoegd dat de weg uit ten hoogste 2 rijstroken mag bestaan. Tevens zijn regels opgenomen over de ligging van de weg ten opzichte van de wegas en zijn de definities van de begrippen "rijlijn" en "rijstrook" in de planregels opgenomen. Het besluit van 28 mei 2013 is ingevolge de artikelen 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht mede onderwerp van het geding.
6. Over het betoog van de Vereniging en [appellant sub 2] dat met het plan niet aan artikel 76 van de Wgh kan worden voldaan, wordt overwogen dat, zoals staat in 4.1, de Afdeling bij uitspraak van heden het besluit van het college van 16 september 2011 heeft vernietigd, voor zover daarbij voor de woning aan het Gareel 30 een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de nieuwe weg van 60 dB is vastgesteld, waarbij de rechtsgevolgen van het besluit in stand zijn gelaten, omdat het gebrek in het besluit is hersteld met nader akoestisch onderzoek. De rechtsgevolgen van dat besluit zijn daarmee vast komen te staan. De resultaten van het nader onderzoek zijn te vinden in het memo van SRE Milieudienst van 18 april 2013, dat als bijlage bij het plan gevoegd. Hierin staat dat de geluidsbelasting op een hoogte van 1,5 m niet hoger is dan de bij het besluit van 16 september 2011 vastgestelde hogere waarde van 60 dB, waardoor het besluit tot vaststellen van een hogere waarde toereikend is. De Afdeling ziet geen aanleiding om in deze zaak anders te oordelen over dit memo dan in voornoemde uitspraak. Gelet daarop en op hetgeen is overwogen in 11.1 van de tussenuitspraak, heeft de raad in redelijkheid van het akoestisch onderzoek in combinatie met het nadere memo kunnen uitgaan en heeft de raad zich bij de vaststelling van het plan op 28 mei 2013 in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat aan de vastgestelde hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting zal kunnen worden voldaan. De Afdeling ziet derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 28 mei 2013 is vastgesteld in strijd is met artikel 76 van de Wgh.
7. De Vereniging heeft naar aanleiding van het nieuwe besluit geen zienswijze ingediend en geen gronden aangevoerd. Haar van rechtswege ontstane beroep tegen dat besluit is gelet daarop ongegrond.
8. [appellant sub 2] heeft naar aanleiding van het besluit van 28 mei 2013 een zienswijze naar voren gebracht. [appellant sub 2] voert aan dat het gewijzigde plan niet uitvoerbaar is, omdat het bestemmingsvlak "Verkeer" niet overal voldoende ruimte biedt om de rijlijn op de maximale afstand van 3 m tot de as van de weg te realiseren. Volgens [appellant sub 2] zou derhalve de maximale afstand voor een rijlijn vanaf de as van de weg 2 m moeten zijn.
[appellant sub 2] voert verder aan dat onduidelijk is wat wordt verstaan onder het begrip "weg". Gelet op de Wegenverkeerswet 1994 behoort volgens [appellant sub 2] het voorziene fiets- en wandelpad aan de zijde van zijn woning ook bij de weg en ligt de aanduiding "as van de weg" derhalve niet op de juiste plek. In het akoestisch onderzoek is daardoor voorts ten onrechte het verkeer op deze paden, zoals scooters en bromfietsen, niet betrokken.
8.1. In de verbeelding is de aanduiding "as van de weg" opgenomen.
Ingevolge artikel 1 van de planregels, is een rijlijn een lijn in het midden van een rijstrook. Een rijstrook is een gemarkeerde strook van een rijbaan, die voldoende breed is voor rijdende voertuigen, met uitzondering van busstroken, op- en afritten, aansluitingen en opstelplaatsen.
Ingevolge - het gewijzigde - artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder a, zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden bestemd voor voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder wegen, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen waarbij:
1. de as van de weg gelegen dient te zijn ter plaatse van de aanduiding "as van de weg";
2. deze weg uit maximaal 2 rijstroken bestaat, en;
3. de rijlijnen niet verder dan 3 m van de as van de weg liggen;
8.2. Ingevolge artikel 3.3.1, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bro, geeft het bestemmingsplan, voor zover de uitvoering van de Wgh zulks vereist, aan: de functie van de voornaamste wegen, alsmede het dwarsprofiel of het aantal rijstroken daarvan dan wel de as van de weg waarmee gerekend is, bedoeld in artikel 74 van de Wgh.
8.3. De aanduiding "as van de weg" is op de verbeelding opgenomen overeenkomstig de beoogde weg voor motorvoertuigen, die als uitgangspunt heeft gediend voor het akoestisch onderzoek op grond van de Wgh. Ter hoogte van de woning van [appellant sub 2] ligt tussen de aanduiding "as van de weg" en de bestemming "Groen" een afstand van ongeveer 3,5 m. Dit betekent dat indien de rijlijn, zijnde het midden van de rijstrook, op de maximale afstand van 3 m vanaf de as van de weg wordt gerealiseerd, nog slechts 0,5 m resteert voor de helft van de rijstrook. Hoewel dit onvoldoende breed is voor een rijstrook en de rijlijn derhalve ter plaatse niet op die maximale afstand kan worden gerealiseerd, ziet de Afdeling daarin geen aanleiding voor het oordeel dat het plan als zodanig niet uitvoerbaar is. Er is immers niet voorgeschreven dat de rijlijn op de maximale afstand dient te worden gerealiseerd en op andere locaties in het plan is wel voldoende ruimte aanwezig binnen de bestemming "Verkeer". Voorts is niet aannemelijk gemaakt dat de afstand van ongeveer 3,5 m ter plaatse onvoldoende zou zijn voor een rijstrook. Nu blijkens de inrichtingenschets van de weg in de plantoelichting de voorziene weg niet overal even breed zal worden, mede gelet op de bochten in de weg, heeft de raad in redelijkheid voor een maximale afstand van 3 m kunnen kiezen, waarbinnen de verschillende delen van de weg mogelijk zijn.
Wat betreft het begrip "weg", worden in artikel 4 van de planregels binnen de bestemming "Verkeer" onder meer wegen, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen onderscheiden. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat daarmee onvoldoende duidelijk is dat met de weg wordt bedoeld de weg voor motorvoertuigen. De raad heeft in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien dit begrip nader te definiëren.
Ingevolge artikel 1 van de Wgh, voor zover hier van belang, is een rijstrook een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen. Gelet daarop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de door [appellant sub 2] genoemde voet- en fietspaden, die zijn voorzien naast de weg, vallen onder de reikwijdte van artikel 74 van de Wgh en dienen te worden betrokken bij het onderzoek ingevolge die wet. De raad heeft derhalve bij het toekennen van de aanduiding "as van de weg", overeenkomstig artikel 3.3.1, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bro, deze paden niet hoeven betrekken. De betogen van [appellant sub 2] falen.
8.4. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 2] tegen het besluit van 28 mei 2013 ongegrond.
Proceskosten
9. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Voor zover [appellant sub 2] verzoekt om vergoeding van zijn reiskosten, overweegt de Afdeling dat hiervoor in de uitspraak van de Afdeling van heden in zaak nr. 201113404/1/R3, die gezamenlijk op zitting is behandeld, reeds een vergoeding is toegekend.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 2] tegen het besluit van de raad van de gemeente Veldhoven van 27 september 2011, waarbij het bestemmingsplan "Aansluiting Kruisstraat" is vastgesteld, voor zover gericht tegen de aanduiding "wro-zone wijzigingsgebied", niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van de vereniging Belangenvereniging Wijk 't Slot geheel en het beroep van [appellant sub 2], voor zover ontvankelijk, tegen het besluit van de raad van de gemeente Veldhoven van 27 september 2011, voornoemd gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Veldhoven van 27 september 2011, voornoemd, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Verkeer";
IV. verklaart de beroepen van de vereniging Belangenvereniging Wijk 't Slot en [appellant sub 2] tegen het besluit van de raad van de gemeente Veldhoven van 28 mei 2013, waarbij het bestemmingsplan "Aansluiting Kruisstraat" gewijzigd is vastgesteld, ongegrond;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Veldhoven tot vergoeding van bij de vereniging Belangenvereniging Wijk 't Slot in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 93,70 (zegge: drieënnegentig euro en zeventig cent);
veroordeelt de raad van de gemeente Veldhoven tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.180,00 (zegge: elfhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Veldhoven aan [appellant sub 2] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt;
gelast dat de raad van de gemeente Veldhoven aan de vereniging Belangenvereniging Wijk 't Slot het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 302,00 (zegge: driehonderdtwee euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Matulewicz
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2013
45-715.