ECLI:NL:RVS:2013:1670

Raad van State

Datum uitspraak
23 oktober 2013
Publicatiedatum
23 oktober 2013
Zaaknummer
201302572/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Ledeacker, Den Dries vastgesteld door de raad van de gemeente Sint Anthonis

Op 28 januari 2013 heeft de raad van de gemeente Sint Anthonis het bestemmingsplan "Ledeacker, Den Dries" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben drie appellanten, wonend in Ledeacker, beroep ingesteld. De zaak is behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 1 juli 2013. De appellanten betogen dat het besluit niet voldoet aan de eisen van een zorgvuldige voorbereiding en dat er ten onrechte geen inspraak is verleend bij de voorbereiding van het ontwerpplan. De Afdeling heeft vastgesteld dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen, maar dat deze beslissing terughoudend moet worden getoetst. De appellanten hebben onder andere aangevoerd dat de wijzigingsbevoegdheid in het plan onvoldoende is gemotiveerd en dat hun belangen niet zijn meegewogen. De Afdeling oordeelt dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering, met name wat betreft de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in het bestemmingsplan. De beroepen van de appellanten zijn gegrond verklaard, en het besluit van de raad is vernietigd voor wat betreft de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 1" en de bijbehorende planregels. De raad is veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de appellanten en moet het griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 23 oktober 2013.

Uitspraak

201302572/1/R3.
Datum uitspraak: 23 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Ledeacker, gemeente Sint Anthonis,
2. [appellant sub 2], wonend te Ledeacker, gemeente Sint Anthonis,
3. [appellant sub 3] en anderen, wonend te Ledeacker, gemeente Sint Anthonis,
en
de raad van de gemeente Sint Anthonis,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 januari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Ledeacker, Den Dries" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] en [appellant sub 3] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 juli 2013, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2], bijgestaan door mr. R. Brouwer, [appellant sub 3], bijgestaan door mr. B. Smit, en de raad, vertegenwoordigd door G.H.J. Kusters, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet bij recht in de bouw van 30 nieuwe woningen in de woonwijk Den Dries te Ledeacker.
In het plan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het gebied met de aanduiding "wro-zone-wijzigingsgebied 1", gelegen in het verlengde en ten zuidoosten van Den Dries en ten noordwesten van Stippent. Het plan voorziet bij recht in de mogelijkheid voor de bouw van 8 woningen in dit gebied. Na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid kunnen aldaar maximaal 13 woningen worden gebouwd.
Procedureel
3. [appellant sub 3] en anderen voeren aan dat ten onrechte geen inspraak is verleend bij de voorbereiding van het ontwerpplan.
3.1. Het bieden van inspraak maakt geen deel uit van de in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Het gestelde schenden van een verplichting omtrent inspraak heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan.
Het betoog van [appellant sub 3] en anderen faalt.
4. [appellant sub 1] betoogt dat het besluit tot vaststelling van het plan niet voldoet aan de eisen van een zorgvuldige voorbereiding. Hij voert hiertoe aan dat hij ten onrechte geen schriftelijke reactie op de door hem ingediende zienswijze tegen het ontwerpplan heeft ontvangen voorafgaand aan het vaststellingsbesluit.
4.1. Ingevolge artikel 3:42, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) geschiedt de bekendmaking van besluiten van een niet tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op andere geschikte wijze.
Ingevolge artikel 3:43, eerste lid, wordt tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van het besluit mededeling gedaan aan degenen die bij de voorbereiding ervan hun zienswijze naar voren hebben gebracht.
Ingevolge artikel 3:44, eerste lid, geschiedt, indien toepassing is gegeven aan afdeling 3.4, de mededeling als bedoeld in artikel 3:43, eerste lid, door toezending van een exemplaar van het besluit aan degenen die over het ontwerp van het besluit een zienswijze naar voren hebben gebracht.
4.2. [appellant sub 1] betwist niet dat is voldaan aan de wettelijke vereisten omtrent de bekendmaking van het bestreden besluit zoals weergegeven in 4.1. Vaststaat dat [appellant sub 1] een zienswijze heeft ingediend en in de gelegenheid is gesteld deze mondeling toe te lichten. Voorts staat vast dat [appellant sub 1] een schriftelijke reactie op zijn zienswijze heeft ontvangen. Dat [appellant sub 1] deze reactie, naar hij stelt, niet heeft ontvangen voorafgaand aan het vaststellingsbesluit, maakt dit niet anders. Uit voornoemde wettelijke bepalingen volgt immers dat de reactie op de zienswijze tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van het vaststellingsbesluit dient te worden verzonden.
Hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd leidt niet tot het oordeel dat het besluit tot vaststelling van het plan in zoverre niet voldoet aan de eisen van een zorgvuldige voorbereiding.
Het betoog van [appellant sub 1] faalt.
Inhoudelijk
4.3. [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen betogen dat in het plan ten onrechte een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen. Hiertoe voeren zij onder meer aan dat het plan in zoverre onvoldoende is gemotiveerd en dat de raad op dit punt onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen. [appellant sub 1], die op het perceel [locatie 1] woont, voert in dat verband aan dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het plein naast zijn woning bij het wijzigingsgebied is betrokken, waardoor aldaar, na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, woningen kunnen worden gebouwd.
4.4. De raad stelt zich op het standpunt dat de precieze invulling van de woningbouwplannen en de stedenbouwkundige uitwerking bij de vaststelling van een wijzigingsplan aan de orde dienen te komen.
De raad stelt zich voorts op het standpunt dat het plein naast de woning van [appellant sub 1] om hem moverende redenen bij het wijzigingsgebied is betrokken en dat, waar mogelijk, rekening zal worden gehouden met de belangen van omwonenden. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat de driehoekige vorm van het plein in de weg staat aan een optimale verkaveling van de bouwpercelen, hetgeen niet ten goede komt aan de verkoopbaarheid van die percelen. Om in te spelen op de marktvraag is in het plan de mogelijkheid opgenomen om de driehoekige vorm van het plein te laten verdwijnen door deze bij het wijzigingsgebied te betrekken.
4.5. Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het college van burgemeester en wethouders, met inachtneming van de bij het plan te geven regels, binnen bij het plan te bepalen grenzen het plan kan wijzigen.
Mede gelet op de rechtszekerheid van belanghebbenden dient in een wijzigingsbepaling in voldoende mate te worden bepaald in welke gevallen en op welke wijze hiervan gebruik mag worden gemaakt. Een op artikel 3.6 van de Wro berustende wijzigingsbevoegdheid dient derhalve in deze beide opzichten door voldoende objectieve normen te worden begrensd.
De vraag of een wijzigingsbepaling door voldoende objectieve normen wordt begrensd hangt af van de omstandigheden van het geval. Hierbij kan onder meer belang worden gehecht aan de aard van de wijziging, de omvang van het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid ziet en de aanleiding voor het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid.
4.6. De plandelen met de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 1" hebben de bestemmingen "Tuin", "Verkeer" en "Wonen - Den Dries".
Ingevolge artikel 13, lid 13.2, onder 13.2.1, van de planregels kan het college van burgemeester en wethouders van de gronden ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 1" de bestemmingen wijzigen naar de bestemmingen "Groen" en/of "Tuin" en/of "Verkeer" en/of "Wonen - Den Dries" ten behoeve van een andere stedenbouwkundige opzet met een andere verkaveling tot maximaal 13 woningen.
In artikel 13, lid 13.3, zijn voorwaarden opgenomen, waaronder toepassing kan worden gegeven aan de in artikel 13, lid 13.2, onder 13.2.1, opgenomen wijzigingsbevoegdheid.
4.7. Aan het plein, gelegen naast het perceel [locatie 1], is in het voorliggende plan een verkeersbestemming toegekend. Aan het plein is tevens de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 1" toegekend, waardoor het met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid kan worden bestemd als "Groen" en/of "Tuin" en/of "Verkeer" en/of "Wonen - Den Dries".
Zoals ter zitting door de raad is toegelicht, is het driehoekige plein naast het perceel [locatie 1] een centraal element in de stedenbouwkundige opzet die behoort bij het voorliggende plan, zoals dat ook het geval is bij het vorige plan. In de inrichtingsschetsen, opgenomen in de toelichting bij het huidige plan, is het plein steeds afgebeeld als een groenstrook. In al deze varianten vormt het driehoekige plein, ingevuld als groenstrook, in stedenbouwkundig opzicht een centraal element in de wijk. Ter zitting is gebleken dat in het bijzonder [appellant sub 1] zijn woning zodanig heeft gesitueerd en ontworpen, onder meer door het plaatsen van ramen in de zijgevel, dat daarbij rekening is gehouden met het voorziene driehoekige plein.
Uit artikel 13, leden 13.2 en 13.3, volgt echter dat de woningen niet slechts in een beperkt deel van het wijzigingsgebied kunnen worden gebouwd, maar in het hele gebied, derhalve ook op evenbedoeld plein. Uit de ter zitting gegeven toelichting van de raad kan worden afgeleid dat het ook de bedoeling is dat het plein zal worden bebouwd.
Dat het plein is betrokken bij het wijzigingsgebied en dat het, na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, bouwen van woningen op evenbedoeld plein stedenbouwkundig inpasbaar is, heeft de raad met de stelling dat dit om hem moverende redenen en ten behoeve van een betere verkoopbaarheid van de bouwpercelen is gebeurd, naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende gemotiveerd.
Het betoog van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen slaagt.
5. In hetgeen [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre niet berust op een deugdelijke motivering. De beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen zijn gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd, voor zover het betreft de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 1" op de verbeelding en artikel 13, leden 13.2 en 13.3, van de planregels. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking meer.
6. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Wat betreft [appellant sub 1] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Sint Anthonis van 28 januari 2013, kenmerk INT/002789, voor zover het betreft: a. de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 1" op de verbeelding en
b. artikel 13, leden 13.2 en 13.3, van de planregels;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Sint Anthonis tot vergoeding van
a. bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
b. bij [appellant sub 3] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Sint Anthonis aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:
a. € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 1];
b. € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 2];
c. € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 3] en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, ambtenaar van staat.
w.g. Helder w.g. Ramrattansing
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2013
408.