201210131/1/A1.
Datum uitspraak: 30 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging Vereniging Red het Blauw, gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 september 2012 in zaak nr. 10/6179 in het geding tussen:
Red het Blauw en anderen
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost.
Procesverloop
Bij besluit van 9 november 2010 heeft het dagelijks bestuur aan [belanghebbende] vrijstelling en reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van een jachthaven met bijbehorende voorzieningen ter hoogte van de [locatie] (Entrepothaven) te Amsterdam.
Bij uitspraak van 13 september 2012 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door Red het Blauw daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Red het Blauw hoger beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Red het Blauw en het dagelijks bestuur hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 september 2013, waar Red het Blauw, vertegenwoordigd door mr. J.E. Dijk, advocaat te Haarlem, E.L. Glaser en B.J. de Laaf, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. M.L.M. Lohman, advocaat te Amsterdam, en M. Hillebregt en M.A. Schipdam, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. C.M.M. van Mil, advocaat te Amsterdam, M.C. van de Poll en F.G. Nijweening verschenen.
Overwegingen
1. Voor zover het dagelijks bestuur betoogt dat Red het Blauw geen belang heeft bij een beoordeling van het hoger beroep, omdat de realisering van de jachthaven niet in strijd is met het op 19 juni 2013 in werking getreden bestemmingsplan "Cruquius", geldt dat dit bestemmingsplan nog niet onherroepelijk is. Nu niet kan worden uitgesloten dat daartegen beroepsgronden worden aangevoerd die leiden tot vernietiging van het gehele plan, heeft Red het Blauw belang bij de beoordeling van het hoger beroep.
2. Het bouwplan is in strijd met de ten tijde van belang geldende bestemmingsplannen "Borneo-Sporenburg" en "Cruquius Industriegebied". Om medewerking aan het bouwplan te kunnen verlenen, heeft het dagelijks bestuur met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO), zoals dat luidde ten tijde van belang, vrijstelling van deze twee bestemmingsplannen verleend.
3. Red het Blauw betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het te realiseren bouwplan zal leiden tot parkeeroverlast en dat een goede verkeersafwikkeling niet is gegarandeerd. Daartoe voert zij aan dat het door het dagelijks bestuur ten behoeve van de jachthaven nodig geachte aantal van 20 parkeerplaatsen te veel verschilt van de minimaal 100 parkeerplaatsen die nodig zouden zijn op basis van de aanbevelingen van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water-, en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (hierna: CROW). Volgens Red het Blauw heeft het dagelijks bestuur bij de vaststelling van de parkeernormen ten onrechte een vergelijking gemaakt met de parkeerbehoefte bij andere jachthavens in Amsterdam. Red het Blauw voert voorts aan dat een aantal van 20 parkeerplaatsen onvoldoende is, omdat de jachthaven voornamelijk zal worden gebruikt door bezoekers die niet uit de nabije omgeving komen en veel materialen meenemen zodat veel parkeerplaatsen nodig zijn. Daarnaast is de jachthaven tevens geschikt voor grotere motorkruisers en zeiljachten van eigenaren die verscheidene dagen uitvaren en gedurende een langere periode een parkeerplaats nodig hebben. Red het Blauw voert verder aan dat het dagelijks bestuur ten onrechte aannemelijk acht dat de parkeerplaatsen in het nabijgelegen Kopgebouw tijdens de piekuren door de gebruikers van de jachthaven kunnen worden gebruikt.
3.1. Het dagelijks bestuur heeft aan het besluit van 9 november 2010 de in opdracht van het dagelijks bestuur door Van Riezen en Partners opgestelde "Ruimtelijke onderbouwing artikel 19 WRO, Kopgebouw en jachthaven Entrepot" van 2 december 2008 (hierna: de ruimtelijke onderbouwing) ten grondslag gelegd. Daarin wordt onder meer verwezen naar het stedenbouwkundig programma van eisen (hierna: het programma van eisen) dat in oktober 2005 door de deelraad van stadsdeel Zeeburg is vastgesteld.
In de ruimtelijke onderbouwing en het stedenbouwkundig programma van eisen is als randvoorwaarde gesteld dat het parkeren voor de jachthaven en het tevens op te richten Kopgebouw, waarvoor inmiddels een onherroepelijke vergunning is verleend, op eigen terrein wordt opgelost. In de ruimtelijke onderbouwing wordt vermeld dat wat betreft de jachthaven wordt uitgegaan van een verenigingshaven waarbij de doelgroep voornamelijk bestaat uit Amsterdammers en inwoners van Zeeburg voorrang genieten. De jachthaven is volgens het programma van eisen meer dan alleen een buurthaven, maar zal geen grote jachthaven worden. Om piekmomenten in de parkeerdruk, die met name in de avond en weekeinden worden verwacht, op te vangen zullen de bedrijfsparkeerplaatsen in het Kopgebouw, die op die momenten veelal niet in gebruik zullen zijn, toegankelijk worden gemaakt voor gebruikers van de jachthaven. Het dagelijks bestuur acht, op basis van een vergelijking met de parkeerbehoefte van andere jachthavens in Amsterdam ten behoeve van de jachthaven de aanleg van één parkeerplaats per tien boten, derhalve in totaal twintig parkeerplaatsen, voldoende. Onder het Kopgebouw zullen 167 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Voorts is in aanmerking genomen dat in de openbare ruimte rondom de jachthaven zowel 's avonds als overdag restcapaciteit ten aanzien van parkeerruimte bestaat en dat de jachthaven redelijk bereikbaar is met openbaar vervoer.
3.2. De rechtbank heeft terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het dagelijks bestuur bij de bepaling van het aantal benodigde parkeerplaatsen geen gebruik heeft mogen maken van de in rechtsoverweging 3.1 weergegeven uitgangspunten. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het dagelijks bestuur niet verplicht is de parkeercijfers van het CROW over te nemen. De enkele omstandigheid dat er een verschil bestaat tussen het op basis van de aanbevelingen van het CROW voor de jachthaven benodigde aantal parkeerplaatsen en de 20 parkeerplaatsen die het dagelijks bestuur nodig acht, geeft geen grond voor het oordeel dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat met de aanleg van 20 parkeerplaatsen kon worden volstaan.
In hetgeen Red het Blauw aanvoert wordt geen grond gevonden voor het oordeel dat de rechtbank niet heeft onderkend dat als gevolg van het te realiseren bouwplan een onaanvaardbare parkeerdruk voor de omgeving is te verwachten. De enkele stelling van Red het Blauw dat een groot deel van de bezoekers met de auto naar de jachthaven zal komen, geeft onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat het door het dagelijks bestuur berekende aantal parkeerplaatsen onvoldoende is. Dat in de jachthaven boten met een lengte tot twaalf meter kunnen worden aangelegd en dat in de directe omgeving van de jachthaven voornamelijk boten met kleinere afmetingen worden gebruikt, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat in de toelichting op de ruimtelijke onderbouwing door het dagelijks bestuur wordt overwogen dat de behoefte aan parkeerruimte voor gebruikers van een jachthaven voor een belangrijk deel wordt bepaald door het soort boot dat in de jachthaven ligt en op welke afstand de booteigenaren wonen. De onderhavige jachthaven is in eerste instantie bestemd voor de inwoners van Zeeburg en vervolgens andere Amsterdammers. De jachthaven is bestemd voor de duurdere sloepen en oldtimers die doorgaans worden gebruikt om, vaak 's avonds en in het weekend, bij mooi weer een tochtje te maken. Het dagelijks bestuur heeft in redelijkheid kunnen menen dat de haven vanwege de hoogte van de parkeertarieven in Amsterdam niet zal vol liggen met zeilboten en grote motorkruisers van eigenaren van buiten Amsterdam die per auto arriveren en verscheidene dagen bij de jachthaven parkeren.
Voor zover Red het Blauw betoogt dat in het Kopgebouw bedrijven worden gevestigd waar ook in de weekenden en avonduren parkeerbehoefte bestaat zodat het door het dagelijks bestuur voorziene dubbelgebruik van de parkeerplaatsen in het Kopgebouw niet mogelijk is, wordt overwogen dat het dagelijks bestuur deze behoefte bij de berekening van de parkeerbehoefte heeft betrokken. Uit de toelichting op de ruimtelijke onderbouwing blijkt dat bij de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen rekening is gehouden met een parkeerbehoefte van 72 parkeerplaatsen in de avond en het weekend voor de bedrijfsfuncties in het Kopgebouw. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het dagelijks bestuur voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat de overige parkeerplaatsen in de avond en het weekend beschikbaar zijn voor de gebruikers van de jachthaven.
Het betoog faalt.
4. Red het Blauw betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de door het scheepvaartverkeer in en bij de jachthaven veroorzaakte geluidhinder onder de overeenkomstig de Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening van oktober 1998 (hierna: de Handreiking) vastgestelde streefwaarden blijft. Daartoe voert zij aan dat in het op 9 december 2004 door onderzoeksbureau Oranjewoud uitgevoerde akoestisch onderzoek ten onrechte geen rekening is gehouden met de geluidsproductie van de boten die in de jachthaven naar de aanlegsteigers varen. Daarnaast zal het gebruik van de jachthaven volgens Red het Blauw tot aanzienlijke geluidhinder leiden omdat geluid over water relatief ver draagt. Red het Blauw voert voorts aan dat de woningen aan de Borneokade gericht zijn op de Entrepothaven, zodat het voor de bewoners van die woningen niet mogelijk is om bij geluidsoverlast naar een stiller deel van de woning te gaan.
4.1. Het dagelijks bestuur heeft in de ruimtelijke onderbouwing verwezen naar het door Oranjewoud uitgevoerde akoestisch onderzoek "Realisatie jachthaven Entrepothaven" van 9 december 2004 (hierna: het akoestisch onderzoek) waarbij de Handreiking tot uitgangspunt is genomen. Het dagelijks bestuur mocht de Handreiking als toetsingskader hanteren bij de beoordeling van de vraag of ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kon worden gegarandeerd.
In de ruimtelijke onderbouwing wordt, onder verwijzing naar het akoestisch onderzoek, geconcludeerd dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau maximaal 23 dB(A) in de dagperiode en 15 dB(A) in de avondperiode bedraagt. De streefwaarden uit de Handreiking van 50 dB(A) in de dagperiode en 45 dB(A) in de avondperiode worden derhalve niet overschreden. Voorts wordt geconcludeerd dat het maximale geluidsniveau in de dag- en avondperiode ten hoogste 43 dB(A) bedraagt, zodat de streefwaarden uit de Handreiking van 60 dB(A) in de dagperiode en 55 dB(A) in de avondperiode niet worden overschreden. De enkele stelling van Red het Blauw dat geluid over het water relatief ver draagt en dat de woningen gelegen aan de Borneokade gericht zijn op de jachthaven, geeft geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het dagelijks bestuur zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de gevolgen van de komst van de jachthaven voor het te verwachten geluid aanvaardbaar zijn.
In het akoestisch onderzoek wordt voorts overwogen dat de voor het akoestisch onderzoek relevante activiteiten onder meer zijn te onderscheiden in vertrek en aankomst van lichte motorkruisers en jachten en vertrek en aankomst van zwaardere motorkruisers en jachten. De rechtbank heeft het standpunt van Red het Blauw dat in het akoestisch onderzoek ten onrechte geen rekening is gehouden met het geluid dat wordt veroorzaakt door het varen van boten in de jachthaven dan ook terecht niet gevolgd.
Het betoog faalt.
5. Red het Blauw betoogt tevergeefs dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging Nederlandse Gemeente (hierna: de VNG-brochure) opgenomen richtafstand van 50 meter tussen de jachthaven en een rustige woonwijk niet wordt gehaald. De richtafstand van 50 meter uit de VNG-brochure heeft betrekking op het voorkomen van geluidoverlast. Zoals hiervoor in 4.1 is overwogen, heeft het dagelijks bestuur bij de beoordeling van het woon en leefklimaat niet de VNG-brochure maar de Handreiking als toetsingskader gehanteerd en heeft het dat ook mogen doen. De in de VNG-brochure opgenomen afstanden zijn indicatief en er bestaat voor het dagelijks bestuur geen verplichting om deze afstanden aan te houden, nu het ervoor heeft mogen kiezen de Handreiking te hanteren en gelet op de Handreiking uit milieuhygiënisch oogpunt geen grond bestond om de vrijstelling vanwege de te verwachten geluidsoverlast te weigeren.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van Driel
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2013
414-724.