ECLI:NL:RVS:2013:1765

Raad van State

Datum uitspraak
30 oktober 2013
Publicatiedatum
30 oktober 2013
Zaaknummer
201304006/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
  • D.J.C. van den Broek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen instemming evaluatieverslag BUS-sanering Budel-Dorplein

In deze zaak gaat het om een beroep ingesteld door appellanten A en B tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, waarbij instemming is verleend aan het evaluatieverslag van de BUS-sanering van een perceel in Budel-Dorplein. Het college had op 8 maart 2012 ingestemd met het evaluatieverslag, waarin een olieverontreiniging werd vermeld die was aangetroffen tijdens de sanering van het perceel. Appellanten betwisten de vermelding van deze olieverontreiniging in het evaluatieverslag, omdat zij stellen dat deze niet was meegenomen in de sanering en dat de informatie niet juist en volledig was. Ze voeren aan dat de olieverontreiniging niet ernstig genoeg was om te saneren en dat de omvang van de verontreiniging onjuist was vastgesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 16 september 2013 ter zitting behandeld. Tijdens de zitting is het college vertegenwoordigd door A.H.P. Bosmans en ir. A.J.H. Verstappen. De Afdeling overweegt dat de olieverontreiniging terecht in het evaluatieverslag is opgenomen, omdat deze was aangetroffen tijdens de sanering en gemeld moest worden volgens de geldende regelgeving. De Afdeling concludeert dat de appellanten niet hebben aangetoond dat de instemming met het evaluatieverslag onterecht was en dat het college terecht heeft besloten om de sanering in stand te houden.

Uiteindelijk verklaart de Afdeling het beroep ongegrond en zijn er geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee leden van de Afdeling, in aanwezigheid van een ambtenaar van staat, en is openbaar uitgesproken op 30 oktober 2013.

Uitspraak

201304006/1/A4.
Datum uitspraak: 30 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Budel-Dorplein, gemeente Cranendonck,
appellanten,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 maart 2012 heeft het college op grond van artikel 14, eerste lid, van het Besluit uniforme saneringen (hierna: het BUS) ingestemd met het evaluatieverslag BUS-sanering [locatie] te Budel-Dorplein.
Bij besluit van 21 maart 2013 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en het besluit van 8 maart 2012 in stand gelaten.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 september 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. D. van de Weerdt, en het college, vertegenwoordigd door A.H.P. Bosmans en ir. A.J.H. Verstappen, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Op het perceel aan de [locatie] te Budel-Dorplein heeft een sanering op grond van het BUS plaatsgevonden in verband met op het perceel aanwezige zinkassen. Tijdens de sanering is een olieverontreiniging aangetroffen ter plaatse van een verwijderde huisbrandolietank. Deze olieverontreiniging is vermeld in het evaluatieverslag waarmee het college bij besluit van 8 maart 2012 heeft ingestemd. [appellant] is eigenaar van het gesaneerde perceel.
2. Ingevolge artikel 10, eerste lid, van het BUS meldt degene die saneert dan wel degene die de sanering feitelijk uitvoert, wijzigingen ten opzichte van de gegevens verstrekt bij de melding, bedoeld in artikel 6 schriftelijk aan het bevoegd gezag.
Ingevolge artikel 13, eerste lid, doet degene die de landbodem of waterbodem heeft gesaneerd, na de uitvoering van de sanering, daarvan binnen acht weken na beëindiging van de saneringswerkzaamheden schriftelijk verslag aan het bevoegd gezag.
Ingevolge artikel 14, eerste lid, behoeft het verslag, bedoeld in artikel 13, de instemming van het bevoegd gezag, dat slechts met het verslag instemt indien de sanering voldoet aan het bepaalde bij of krachtens artikel 4.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, worden bij ministeriële regeling per categorie uniforme saneringen regels gesteld omtrent aspecten van de sanering.
Ingevolge het tweede lid worden bij ministeriële regeling in geval van een landbodem per categorie uniforme saneringen regels gesteld omtrent het saneringsresultaat.
Ingevolge artikel 4.1 van de Regeling uniforme saneringen (hierna: de RUS) meldt degene die saneert de datum van afronding van de sanering aan het bevoegd gezag schriftelijk binnen twee weken na de datum van beëindiging van de saneringswerkzaamheden.
Ingevolge artikel 4.2, eerste lid, aanhef en onder m, verstrekt degene die saneert bij het verslag, bedoeld in artikel 13 van het besluit, de volgende gegevens aan het bevoegd gezag: de overige gegevens en documenten, zoals aangegeven in de modellen die zijn opgenomen in bijlage 5.
3. [appellant] stelt dat de olieverontreiniging niet had moeten worden vermeld in het evaluatieverslag nu deze niet is meegenomen in de sanering of anders feitelijk juist en volledig had moeten worden vermeld. [appellant] voert in dit verband aan dat in het bestreden besluit ten onrechte wordt gesteld dat hij ervoor gekozen heeft de olieverontreiniging niet tijdens de BUS-sanering te laten saneren. Volgens hem is de huisbrandolietank tijdens de sanering verwijderd en heeft hij meegedeeld dat de olieverontreiniging tijdens de BUS-sanering op zijn kosten mocht worden verwijderd. Naar aanleiding van een advies van het college is uiteindelijk besloten de olieverontreiniging niet te saneren, maar af te dekken met scheidingsfolie, omdat het geen ernstig geval van verontreiniging betreft, aldus [appellant]. [appellant] verwijst in dit verband naar een e-mail van het college van 16 september 2011. Verder stelt [appellant] dat ten onrechte is gesteld dat de olieverontreiniging een volume van 100 m3 heeft. Volgens hem heeft slechts één dieptemeting plaatsgevonden en dienden de overige metingen ter bepaling van het oppervlak van de verontreiniging. Het volume van de verontreiniging kan zo niet worden vastgesteld, aldus [appellant]. Ook is volgens hem ten onrechte voorbij gegaan aan de aard van de verontreiniging.
3.1. In het rapport "Bijlage rapport bij evaluatieverslag BUS-sanering" van 7 februari 2012 van Geofox-Lexmond B.V. (hierna: het bijlage rapport) staat vermeld dat de huisbrandolietank tijdens deze sanering is verwijderd en dat ter plaatse van die tank een olieverontreiniging is aangetroffen. Omdat deze olieverontreiniging geen deel uitmaakte van de BUS-melding ten behoeve van de sanering, is de olieverontreiniging op grond van artikel 10, eerste lid, van het BUS gemeld. Ingevolge artikel 4.2, eerste lid, aanhef en onder m, van de RUS wordt ten behoeve van het evaluatieverslag gebruik gemaakt van modellen uit bijlage 5. Het evaluatieverslag bestaat uit het ingevulde model "Evaluatie De Kempen, BUS sanering" en het daarbij gevoegde bijlage rapport. Onder punt 7 van het model wordt gevraagd naar de bijzonderheden tijdens de sanering. Op grond hiervan is de olieverontreiniging terecht in het evaluatieverslag opgenomen.
3.2. Over de omvang van de olieverontreiniging wordt in zowel het bijlage rapport, de e-mail van het college van 16 september 2011, als in het besluit op bezwaar vermeld dat deze globaal is bepaald en nog verder onderzocht moet worden. In het besluit op bezwaar staat hierover dat op basis van zintuiglijke waarnemingen een inschatting is gemaakt van de omvang van de verontreiniging. Het college heeft ter zitting bevestigd dat de vaststelling van de omvang van de olieverontreiniging nog moet plaatsvinden en dat daarbij aan de in het evaluatieverslag vermelde, geschatte omvang van 100 m3 geen betekenis toekomt.
De beroepsgrond faalt.
4. [appellant] voert aan dat naar aanleiding van de BUS-sanering op de kadastrale kaart ten onrechte is vermeld dat de geconcentreerde gehalten van alle niet-gesaneerde delen van het perceel groter zijn dan de terugsaneerwaarde. Volgens hem is dit niet onderzocht. [appellant] stelt dat uit een rapport van Royal Haskoning uit 2004 blijkt dat de waarden lager zijn dan de terugsaneerwaarde. De kadastrale kaart is volgens [appellant] dan ook onjuist.
4.1. Bij het besluit van 8 maart 2012 is ingestemd met het evaluatieverslag. Dit besluit is bij het besluit op bezwaar van 21 maart 2013 in stand gelaten. Uit artikel 14, eerste lid, van het BUS volgt dat het bevoegd gezag met het evaluatieverslag instemt indien de sanering voldoet aan het bepaalde bij of krachtens artikel 4. [appellant] heeft niet bestreden dat daaraan is voldaan. Hetgeen [appellant] over de kadastrale kaart aanvoert, heeft geen betrekking op het gesaneerde gebied en het saneringsresultaat en geeft derhalve geen grond voor het oordeel dat het college niet mocht instemmen met het evaluatieverslag.
De beroepsgrond faalt.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Van Heusden
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2013
628.