201307462/2/R1.
Datum uitspraak: 25 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de stichting Stichting Woonpunt, gevestigd te Maastricht,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Maastricht,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Maastricht-Noordoost" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer de stichting beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft de stichting de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 oktober 2013, waar de stichting, vertegenwoordigd door mr. J.M.H. van den Mosselaar, advocaat te Best, en A. Crombach, en de raad, vertegenwoordigd door P.F. Nutters, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een planregeling voor het noordoostelijk deel van Maastricht. Daarin is een regeling ter bescherming van het gemeentelijk cultureel erfgoed opgenomen.
3. De stichting vreest dat de toekenning van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch attentiegebied" (hierna: de aanduiding) aan woningen en woongebouwen in eigendom van de stichting tot gevolg heeft dat een sloopvergunning vereist is, terwijl zij het voornemen heeft een groot aantal woningen in de wijk Nazareth te slopen, waarover al met de gemeente afspraken zijn gemaakt. Voorts vreest zij dat de toekenning van de aanduiding beperkingen met zich brengt als het gaat om het bouwen van nieuwe woningen. In het kader van de uitvoering van de gemeentelijke wijkontwikkelingsplannen, onder meer voor de wijk Nazareth, is de bedoeling vervangende nieuwbouw te realiseren, aldus de stichting.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de toekenning van de aanduiding aan gronden in het plangebied voor de activiteit slopen niet met zich brengt dat een sloopvergunning is vereist. Nieuwbouwplannen zullen worden getoetst aan de eisen die in dit verband in de planregeling zijn opgenomen voor gronden waaraan de aanduiding is toegekend.
3.2. Ingevolge artikel 24, lid 24.1.1, van de planregels zijn de voor "Waarde - Maastrichts Erfgoed" aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het op die gronden aanwezige cultureel erfgoed.
Ingevolge lid 24.1.2 kennen de voor "Waarde - Maastrichts Erfgoed" aangewezen gronden de volgende onderverdeling van het op die gronden aanwezige cultureel erfgoed, waarbij het onder a tot en met d genoemde erfgoed overeenkomstig het bepaalde in de gemeentelijke Erfgoedverordening de status heeft van gemeentelijk monument, een en ander conform het bepaalde in de als bijlage 2 opgenomen rapporten "Inventarisatie, Bestemmingsplan Noord Oost", "Maastricht Noordoost cultuurhistorische verkenning: Limmel, Nazareth, Wyckerpoort en Wittevrouwenveld" en "Maastricht Noordoost, Cultuurwaardenonderzoek Deelrapport Archeologie":
[…]
d. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch attentiegebied" (swr - ca): cultuurhistorisch attentiegebied;
[…]
Ingevolge lid 24.2.1.1 mag op de voor "Waarde - Maastrichts Erfgoed" aangewezen gronden met gemeentelijke monumenten zoals bedoeld in artikel 24, lid 24.1.2, onder a tot en met d uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover:
a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming, en;
b. de bestaande cultuurhistorische waardestelling niet wordt aangetast door wezenlijke veranderingen in situering, massa, kapvorm, hoogtematen en gevelindeling, zulks met inbegrip van waardevolle details, en;
c. de bouwplannen niet strijdig zijn met de toegekende cultuurhistorische waardestelling en toepasselijke richtlijnen, een en ander conform het bepaalde in de als bijlage 2 opgenomen rapporten "Inventarisatie, Bestemmingsplan Noord Oost", "Maastricht Noordoost cultuurhistorische verkenning: Limmel, Nazareth, Wyckerpoort en Wittevrouwenveld" en "Maastricht Noordoost, Cultuurwaardenonderzoek Deelrapport Archeologie".
Ingevolge lid 24.6.1.1 is het ter plaatse van de aanduidingen "specifieke bouwaanduiding - dominant bouwwerk", "specifieke bouwaanduiding - kenmerkend bouwwerk", "specifieke bouwaanduiding - waardevol cultuurhistorisch element" en "specifieke vorm van waarde - waardevol groenelement" verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning.
3.3. De voorzitter stelt vast dat voor het slopen van bouwwerken op gronden waaraan de aanduiding is toegekend enkel vanwege de aanduiding geen omgevingsvergunning nodig is. Het verbod op sloop van bouwwerken behoudens vergunning in artikel 24, lid 24.6.1.1, van de planregels heeft op de aanduiding geen betrekking. De Erfgoedverordening van de gemeente Maastricht vereist een omgevingsvergunning voor sloopactiviteiten, maar koppelt deze verplichting niet aan de aanduiding. Het beroep van de stichting mist in zoverre feitelijke grondslag.
3.4. Op gronden voorzien van de aanduiding mag uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover is voldaan aan de in artikel 24, lid 24.2.1.1, van de planregels neergelegde voorwaarden. De voorzitter is er niet op voorhand van overtuigd dat de voorwaarden in lid 24.2.1.1, onder b en c, zodanig zijn geformuleerd dat deze voldoende rechtszeker zijn. Dit zal in de bodemprocedure moeten worden beoordeeld. De vraag naar de betekenis van deze voorwaarden kan ook aan de orde kunnen komen in het kader van een aanvraag voor een omgevingsvergunning met betrekking tot bouwactiviteiten op gronden waaraan de aanduiding is toegekend. Wanneer dan nog niet op het beroep in de bodemprocedure is beslist, kan de stichting een nieuw verzoek om voorlopige voorziening ten aanzien van het bestemmingsplan doen. Thans ziet de voorzitter onvoldoende aanleiding ter zake een voorlopige voorziening te treffen.
4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Zwemstra
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2013
91.