ECLI:NL:RVS:2013:1865

Raad van State

Datum uitspraak
31 oktober 2013
Publicatiedatum
6 november 2013
Zaaknummer
201307140/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • Y. Verhage
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Zuid'

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 31 oktober 2013 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het geding tussen een verzoeker, wonend te Egmond aan de Hoef, en de raad van de gemeente Bergen (NH). Het verzoek volgde op het besluit van de raad van 2 juli 2013, waarbij het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Zuid' werd vastgesteld. De verzoeker heeft beroep ingesteld tegen dit bestemmingsplan en verzocht om een voorlopige voorziening om onomkeerbare gevolgen te voorkomen die voort zouden kunnen vloeien uit de bouwmogelijkheden die het plan biedt voor nabijgelegen agrarische bedrijven.

Tijdens de zitting op 15 oktober 2013 is het verzoek behandeld. De verzoeker vreesde dat de agrarische bedrijven in de nabijheid van zijn woning hun bebouwing zouden uitbreiden, nu het nieuwe plan toestaat dat het bouwvlak geheel wordt bebouwd, in tegenstelling tot het voorgaande plan dat slechts 60% bebouwing toestond. Daarnaast bevat het nieuwe plan een wijzigingsbevoegdheid die de oppervlakte van agrarische bouwvlakken tot 50% kan vergroten tot een maximum van 1,5 hectare.

De voorzitter heeft overwogen dat er geen aanwijzingen zijn dat er op korte termijn bouwactiviteiten zullen plaatsvinden op de agrarische bouwvlakken nabij de woning van de verzoeker. De raad heeft verklaard dat er geen aanvragen voor omgevingsvergunningen zijn ingediend door de agrarische bedrijven. Gezien deze omstandigheden is de voorzitter tot de conclusie gekomen dat er geen onverwijlde spoed is die het treffen van een voorlopige voorziening vereist om onomkeerbare gevolgen te voorkomen. Het verzoek om een voorlopige voorziening is dan ook afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201307140/2/R1.
Datum uitspraak: 31 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Egmond aan de Hoef, gemeente Bergen (NH),
en
de raad van de gemeente Bergen (NH),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Zuid" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 oktober 2013, waar [verzoeker], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. R. Visser en drs. S. Plezier, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een planologisch kader voor het zuidelijke deel van het landelijk gebied van de gemeente Bergen.
3. [verzoeker] beoogt met zijn verzoek te voorkomen dat onomkeerbare gevolgen ontstaan als gevolg van de bouwmogelijkheden die het plan biedt voor de nabij zijn woning gelegen agrarische bedrijven. Hij vreest dat de nabijgelegen agrarische bedrijven hun bebouwing zullen uitbreiden nu het tot dusver geldende plan slechts toestaat dat het bouwvlak tot 60% wordt bebouwd en het hier voorliggende plan toestaat dat het bouwvlak geheel wordt bebouwd. Ook wijst hij erop dat in het voorliggende plan een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen ingevolge waarvan de oppervlakte van agrarische bouwvlakken tot 50% kan worden vergroot tot een maximum van 1,5 ha.
4. Ter plaatse van de nabij de woning van [verzoeker] gelegen bouwvlakken voor agrarische bedrijven zijn thans agrarische bedrijven gevestigd. Uit de stukken noch het verhandelde ter zitting blijkt van aanwijzingen dat binnen afzienbare tijd ter plaatse van deze agrarische bouwvlakken bouwactiviteiten zullen worden ondernomen. De raad heeft ter zitting verklaard dat geen aanvragen voor omgevingsvergunningen voor het bouwen door deze agrarische bedrijven zijn gedaan. [verzoeker] heeft ter zitting evenmin kunnen aangeven voor welke bouwactiviteiten hij concreet vreest. Het voorgaande in aanmerking genomen, is van onverwijlde spoed die het treffen van een voorlopige voorziening vereist om onomkeerbare gevolgen te voorkomen niet gebleken.
5. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening dient te worden afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. Y. Verhage, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Verhage
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2013
655.