ECLI:NL:RVS:2013:1900

Raad van State

Datum uitspraak
13 november 2013
Publicatiedatum
13 november 2013
Zaaknummer
201305161/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C. Kranenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan en de mogelijkheid voor tankstation op bedrijfsperceel

Op 13 november 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant, wonend te Oud-Beijerland, en de raad van de gemeente Oud-Beijerland. De zaak betreft een beroep tegen het besluit van de raad van 9 april 2013, waarin het bestemmingsplan "1e Partiële herziening Bestemmingsplan Wonen, [locatie]" werd vastgesteld. De appellant, eigenaar van een garagebedrijf op het perceel, betoogde dat het bestemmingsplan ten onrechte de oprichting van een tankstation voor derden op zijn bedrijfsperceel uitsloot. Hij stelde dat er geen concreet zicht was op de transformatie van zijn perceel naar een woongebied, en dat het toestaan van een tankstation niet zou leiden tot een verzwaring van de bedrijfsactiviteiten.

De raad van de gemeente Oud-Beijerland verdedigde het standpunt dat het vorige bestemmingsplan alleen een benzinepomp voor eigen gebruik toestond en dat de transformatie naar een woongebied wel degelijk in de planning zat, hoewel er geen concrete tijdslijn voor deze transformatie was. De Afdeling bestuursrechtspraak toetste de beslissing van de raad terughoudend en concludeerde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat het bestemmingsplan in overeenstemming was met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling oordeelde dat de raad geen aanleiding had hoeven zien om van zijn beleid af te wijken, en dat de belangen van de appellant niet onevenredig waren geschaad door het uitsluiten van een tankstation.

De uitspraak resulteerde in de verklaring dat het beroep van de appellant ongegrond was. De Afdeling benadrukte dat de raad beleidsvrijheid heeft bij het vaststellen van bestemmingsplannen en dat de toetsing aan de hand van de beroepsgronden plaatsvond. De uitspraak werd gedaan door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van staat.

Uitspraak

201305161/1/R3.
Datum uitspraak: 13 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Oud-Beijerland,
appellant,
en
de raad van de gemeente Oud-Beijerland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 april 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "1e Partiële herziening Bestemmingsplan Wonen, [locatie]" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 november 2013, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. D.N.J. van Horssen, bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. P.R. van Zuylen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaar van [appellant] heeft de raad ter zitting een nader stuk overgelegd.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een planologische regeling voor een bestaand garagebedrijf aan de [locatie].
3. Bij uitspraak van 12 september 2012, in zaak nr. 201107435/1/R4, heeft de Afdeling het beroep van [appellant] tegen het besluit van 19 april 2011, waarbij de raad het bestemmingsplan "Wonen" heeft vastgesteld, gegrond verklaard en dat besluit vernietigd voor zover het betrof het plandeel met de bestemming "Bedrijf" en de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - 1 (sdh-1)" op het perceel [locatie]. De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen. De raad heeft naar aanleiding van deze uitspraak voor dit plandeel opnieuw een bestemmingsplan vastgesteld, hetgeen thans voorligt.
4. [appellant], die eigenaar is van het garagebedrijf op het perceel [locatie], betoogt dat op zijn bedrijfsperceel ten onrechte geen tankstation ten behoeve van derden mag worden opgericht. Daartoe voert hij aan dat er geen concreet zicht is op realisatie van de door de raad voorgenomen plannen om zijn perceel te transformeren naar een woongebied, terwijl de raad om deze reden geen tankstation heeft toegestaan. Bovendien valt niet in te zien dat het toestaan van een tankstation, dat in milieucategorie 2 valt, tot een verzwaring van de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zou leiden, nu het perceel wel volledig bebouwd mag worden ten behoeve van bedrijvigheid tot en met milieucategorie 3.2. Voorts detoneert een tankstation niet in een bedrijfsmatige omgeving aan de rand van de bebouwde kern. Gelet op het voorgaande wordt [appellant] beperkt in zijn exploitatiemogelijkheden.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het vorige bestemmingsplan alleen een benzinepomp voor eigen gebruik op het perceel toestond. Omdat het vorige plan ter plaatse het verhandelen en repareren van vrachtauto’s toeliet, zijn deze onder categorie 3.2 vallende activiteiten bij wijze van uitzondering, naast de bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 1 en 2, op het perceel toegestaan. Hoewel er geen concrete plannen bestaan om het perceel te transformeren naar woongebied, neemt dit niet weg dat de raad een dergelijke transformatie wel uitdrukkelijk voor ogen heeft, waarbij een voorschot is genomen op de actualisatie van de gemeentelijke Structuurvisie "Integrale Visie Dorpsontwikkeling", die op 23 april 2007 is vastgesteld. Zolang de termijn waarbinnen de gewenste transformatie wordt gerealiseerd niet bekend is, is het bedrijfsperceel overeenkomstig het bestaande gebruik als zodanig bestemd en worden de gebruiksmogelijkheden volgens de raad niet onredelijk beperkt. Onder verwijzing naar de geldende Structuurvisie stelt de raad zich voorts op het standpunt dat een tankstation detoneert in een woonomgeving met een dorps karakter binnen de bebouwde kom.
4.2. Het perceel [locatie] heeft in het plan de bestemming "Bedrijf" en de aanduidingen "specifieke vorm van bedrijf - verkoop- en reparatiebedrijf vrachtauto" en "specifieke vorm van detailhandel - 1". Er is een bouwvlak toegekend dat gelijk is aan het bestemmingsvlak.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, onder 3.1.1, van de planregels zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden bestemd voor:
a. bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 zoals genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen (benzineservicestations);
b. bedrijfsactiviteiten in categorie 3 die naar aard, omvang en hinderuitstraling gelijk te stellen zijn met bedrijfsactiviteiten in categorie 2;
c. productiegebonden detailhandel als nevenactiviteit, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
(…).
Ingevolge het bepaalde onder 3.1.2 zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - verkoop- en reparatiebedrijf vrachtauto" tevens bestemd voor de handel en reparatie van vrachtauto’s.
4.3. De Afdeling stelt vast dat op het perceel het verhandelen en repareren van vrachtwagens, dat tot milieucategorie 3.2 van de bij het plan gevoegde staat van bedrijfsactiviteiten hoort, is toegestaan. Een benzineservicestation zonder een LPG-vulpunt behoort tot milieucategorie 2. Hoewel bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 en 2 en bij uitzondering in milieucategorie 3 op het perceel zijn toegelaten, heeft de raad de door [appellant] beoogde mogelijkheid voor het realiseren van een verkooppunt voor motorbrandstoffen uitdrukkelijk uitgesloten. Dit was in het vorige plan "Langeweg I, 1e partiële herziening" evenmin toegestaan. Blijkens het gemeentelijke beleidsstuk de Visiekaart 2015, dat in de ten tijde van de vaststelling van het plan geldende Structuurvisie is opgenomen, maakt het bedrijfsperceel deel uit van een gebied dat is aangemerkt als "woongebied: hoofdzakelijk wonen". Volgens deze Structuurvisie is een tankstation, mede gelet op de daarmee samenhangende veiligheidsrisico’s, in dit gebied ongewenst. De bestaande locaties voor bedrijvigheid zullen worden gesaneerd, waarbij de Hoogerwerf en de nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen de belangrijkste hervestigingslocaties zijn. Ten tijde van de vaststelling van het plan was de "Structuurvisie 2025, OBL versterkt" in voorbereiding. Blijkens de Visiekaart die in dat concept was opgenomen, was het bedrijfsperceel van [appellant] aangemerkt als ongewenste bedrijfslocatie in de woonwijk. In het dorp zijn volgens het concept geen nieuwe tankstations toegestaan, nu deze een druk leggen op de ruimtelijke kwaliteit van het dorp. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat deze Structuurvisie inmiddels, voor zover hier relevant, overeenkomstig het concept is vastgesteld. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat, vooruitlopend op de vaststelling van de actualisatie van de Structuurvisie en de daarin opgenomen wens tot transformatie van het perceel naar een woongebied, een tankstation niet inpasbaar is. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het perceel in de geldende Structuurvisie reeds deel uitmaakt van een gebied dat is aangewezen als een woongebied waarin een tankstation als onwenselijk is beschouwd. Voorts heeft de raad de bestaande bedrijvigheid in milieucategorie 3 bij wijze van uitzondering als zodanig bestemd en leidt dit niet tot het oordeel dat een tankstation zonder een LPG-vulpunt in een lagere milieucategorie zonder meer in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij door het uitsluiten van een verkooppunt van motorbrandstoffen onevenredig in zijn belangen is geschaad. De raad heeft gelet hierop geen aanleiding hoeven zien om van zijn beleid af te wijken. Het betoog faalt.
4.4. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2013
288-709.