201308219/2/R2.
Datum uitspraak: 6 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Apeldoorn,
en
de raad van de gemeente Apeldoorn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Zuiderpark en omgeving" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 oktober 2013, waar [verzoeker], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door N. Jansen en P.A. Tiecken, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het bestemmingsplan voorziet onder meer in het ondergronds brengen (het verkabelen) van twee bestaande bovengrondse hoogspanningsverbindingen in het Zuiderpark. In het noordelijk deel van het park is uitsluitend voorzien in de aanleg van de ondergrondse verbinding. In het zuidelijk deel van het park is voorzien in de aanleg van de ondergrondse verbinding en zijn de bestaande bovengrondse hoogspanningsverbindingen ook als zodanig bestemd. De reden hiervoor is dat ten tijde van de vaststelling van het plan de financiering van het verkabelen van het gehele traject door het Zuiderpark niet was verzekerd. De raad heeft in het zuidelijk deel wel voorzien in het ondergronds brengen van de hoogspanningsverbinding, omdat hij de uitvoering daarvan, zodra financiële middelen daarvoor beschikbaar komen, wil kunnen realiseren.
3. [verzoeker] woont ten zuiden van het plangebied op korte afstand van de bestaande bovengrondse hoogspanningsverbinding en de voorziene ondergrondse verbinding. Hij verzoekt schorsing van het plan ten einde onomkeerbare situaties in de directe omgeving van zijn woning te voorkomen. Hij vindt het bezwaarlijk dat het bestemmingsplan voorziet in de handhaving van de bovengrondse hoogspanningsverbinding in het zuidelijk deel van het park. Ter zitting heeft hij nader toegelicht dat hij wil voorkomen dat in de directe nabijheid van zijn woning een zogenoemd opstijgpunt, een verbinding tussen de ondergrondse en de bovengrondse hoogspanningsverbinding, wordt opgericht.
4. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat in november 2013 nadere besluitvorming zal plaatsvinden over de mogelijke financiering van het verkabelen van het gehele traject. Na die besluitvorming zal duidelijk zijn of het gehele traject van de twee hoogspanningsverbindingen direct ondergronds zal worden gebracht, dan wel een deel daarvan. Na de besluitvorming zullen de voor de verkabeling benodigde vergunningen worden aangevraagd. In april 2014 zal vervolgens met de graafwerkzaamheden in het park worden gestart.
Voorts heeft de raad toegelicht dat in het geval niet het gehele traject direct wordt verkabeld, de ondergrondse verbindingen via twee opstijgpunten zullen worden verbonden met de twee meest zuidelijk gelegen hoogspanningsmasten in het plangebied. De opstijgpunten zullen in dat geval op ruime afstand ten noorden van die masten worden opgericht. De plaatsen van de opstijgpunten zijn inmiddels bekend en zijn ter zitting op een kaart getoond. Ze liggen in de noordelijke helft van het deel van het Zuiderpark dat ligt tussen de Maasstraat en de Rijnstraat.
[verzoeker] heeft ter zitting verklaard geen bezwaar te hebben tegen de oprichting van de opstijgpunten op de plaatsen waar deze thans zijn voorzien.
5. De voorzitter overweegt dat een spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening ontbreekt. Hij betrekt daarbij dat thans duidelijk is waar de opstijgpunten zullen worden opgericht en dat [verzoeker] heeft verklaard tegen die plaatsen geen bezwaren te hebben. Voorts zijn er geen aanknopingspunten dat de plaatsen van de opstijgpunten nog zullen worden gewijzigd.
De voorzitter wijst erop dat [verzoeker] een nieuw verzoek om voorlopige voorziening kan indienen als de opstijgpunten onverhoopt toch op andere dan de thans bekende plaatsen worden voorzien, die dichterbij zijn woning liggen. De voorzitter verwacht dat de raad [verzoeker] in dat geval tijdig van de wijziging van de plannen op de hoogte stelt.
6. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Verbeek
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 november 2013
388.