ECLI:NL:RVS:2013:1974

Raad van State

Datum uitspraak
7 november 2013
Publicatiedatum
13 november 2013
Zaaknummer
201307481/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • P.J.A.M. Broekman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Agrarisch buitengebied, De Valk

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 7 november 2013 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een bestemmingsplan. Het bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Ede op 11 juli 2013, betreft de bouw van acht woningen in het agrarisch buitengebied van De Valk. De verzoeker, een kweker uit Lunteren, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreest dat de bouw van de woningen negatieve gevolgen zal hebben voor zijn bedrijfsvoering en het woon- en leefklimaat in de omgeving.

De voorzitter heeft het verzoek op 29 oktober 2013 ter zitting behandeld, waarbij de verzoeker en de raad van de gemeente Ede aanwezig waren. De voorzitter overweegt dat er geen wettelijke bepalingen zijn die minimale afstanden tussen agrarische percelen en nabijgelegen woningen voorschrijven. De voorzitter concludeert dat de raad voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de verzoeker en dat de afstand tussen de woningen en het perceel van de verzoeker, mede door de aanwezige houtwal en het bedrijfsgebouw, aanvaardbaar is voor het woon- en leefklimaat.

De voorzitter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat de bouw van de woningen onaanvaardbare gevolgen zal hebben voor de bedrijfsvoering van de verzoeker. Ook de mogelijkheid dat de verzoeker in de toekomst vee wil houden, wordt niet als een belemmering gezien voor de bouw van de woningen. De voorzitter besluit dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt.

Uitspraak

201307481/2/R2.
Datum uitspraak: 7 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Lunteren, gemeente Ede,
en
de raad van de gemeente Ede,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Agrarisch buitengebied, De Valk, hoek Valkseweg/Ganzenkampweg vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 oktober 2013, waar [verzoeker], in persoon, bijgestaan door ing. A. Kamphuis, en de raad, vertegenwoordigd door G. Driebergen, werkzaam bij de gemeente en mr. H. Landerweerd, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende] in persoon, bijgestaan door mr. J.W. van der Linde, advocaat te Wageningen, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in de bouw van acht woningen, waaronder twee vrijstaande en drie dubbele, op een voormalig agrarisch perceel.
3. [verzoeker] betoogt dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de bedrijfsvoering van zijn kwekerij op het aan de noordkant van het plangebied grenzende perceel [locatie]. Op dat perceel rust de bestemming "Wonen" met de nadere aanduiding ‘specifieke vorm van wonen-agrarische nevenactiviteit’. [verzoeker] teelt ter plaatse in de open lucht bomen, heesters en planten, waaronder skimmia’s. [verzoeker] stelt dat hij ongeveer twintig keer per jaar met gewasbeschermingsmiddelen moet spuiten bij de teelt. Hij betoogt dat de raad met het oog op een goed woon- en leefklimaat van de toekomstige bewoners van de voorziene woningen een spuitzone van ten minste 50 meter in acht had moeten nemen. Verder voert [verzoeker] aan dat de raad de brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG-brochure) onjuist heeft toegepast. In dit verband wijst [verzoeker] er op dat in het bedrijfsgebouw op zijn perceel heesters en planten worden gesneden en verpakt en daarna afgevoerd via de uitrit van zijn perceel. De raad had echter bij de toepassing van de VNG-brochure moeten uitgaan van een gebouw op een bedrijfslocatie en bovendien had tussen het bedrijf en de nieuwe woningen een afstand van 30 meter in verband met het aspect geluid en niet een afstand van 10 meter in verband met het aspect gevaar moeten worden aangehouden. Ten slotte voert [verzoeker] aan dat de raad ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat hij op zijn perceel weer vee gaat houden.
4. Niet in geschil is dat twee van de acht voorziene woningen zich op een afstand van ongeveer 15 meter van de grens van het perceel van [verzoeker] bevinden. De overige in het plan voorziene woningen bevinden zich op een grotere afstand van de grens van het perceel van [verzoeker].
4.1. De voorzitter overweegt dat, zoals volgt uit de jurisprudentie van de Afdeling - onder meer de uitspraak van de Afdeling van 5 december 2012 in zaak nr. 201200904/1/R1 - geen wettelijke bepalingen bestaan inzake de minimaal aan te houden afstanden tussen de gronden waarop gewassen worden geteeld en nabijgelegen woningen. In het kader van een bestemmingsplan dient een afweging van alle bij het gebruik van de gronden betrokken belangen plaats te vinden, het milieubelang niet uitgezonderd, waarbij de aan te houden afstand tussen de gronden waarop gewassen worden geteeld en nabijgelegen gevoelige objecten zodanig gekozen dient te worden dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse aanwezig zal zijn.
4.2. Ter zitting heeft [verzoeker] toegelicht dat hij op zijn perceel gewasbeschermingsmiddelen met de hand spuit. De spuit is met een slang gekoppeld aan een tank die verplaatst wordt met een tractor. Het spuiten gebeurt lopend tussen de rijen kweekgoed. In het algemeen wordt het kweekgoed ongeveer anderhalve meter hoog. Tussen het perceel van [verzoeker] en de grens van het plangebied bevinden zich een aaneengesloten houtwal en het bedrijfsgebouw van de kwekerij. Gelet op de wijze waarop [verzoeker] gewasbeschermingsmiddelen spuit op zijn kwekerij en mede gelet op de afschermende werking van het bedrijfsgebouw en de houtwal, ziet de voorzitter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de afstand die de raad heeft aangehouden vanwege het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen onvoldoende is voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de voorziene woningen. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat op het perceel van [verzoeker] de bestemming "Wonen" met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit’ rust. Dit betekent dat op het perceel uitsluitend agrarische activiteiten van kleinschalige aard mogen plaatsvinden.
4.3. De voorzitter ziet verder op voorhand geen grond voor het oordeel dat de raad wat betreft het bedrijfsgebouw op het perceel van [verzoeker] niet in redelijkheid de VNG-brochure als uitgangspunt heeft kunnen nemen. Weliswaar beveelt de VNG-brochure voor geluid een afstand van 30 meter tot woonbebouwing aan, maar de raad heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat met de in het plan aangehouden afstand van het bedrijfsgebouw tot de dichtstbij voorziene woning een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig zal zijn. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat het bedrijfsgebouw uitsluitend mag worden gebruikt binnen het kader van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit’. Gelet op de kleinschalige aard van de activiteiten die in het bedrijfsgebouw mogen worden verricht en mede gelet op het feit dat de toegang tot het bedrijfsgebouw zich niet aan de zijde van de perceelgrens van het plangebied bevindt en de aan- en afvoer van producten langs de andere zijde van het bedrijfsgebouw plaatsvinden, bestaat geen grond voor de opvatting dat de raad op onjuiste wijze toepassing heeft gegeven aan de VNG-brochure.
4.4. [verzoeker] heeft ter zitting gesteld dat hij misschien kippen wil gaan houden op zijn perceel. Nog los van hetgeen de raad ter zitting heeft aangevoerd over het realiteitsgehalte van een rendabele exploitatie van een dergelijke agrarische nevenactiviteit op het perceel, mede gelet op de huisvestingseisen, valt naar het oordeel van de voorzitter niet te verwachten dat de mogelijkheid tot het houden van vee binnen de geldende bestemming op dusdanige schaal zal plaatsvinden dat dit in de weg zal staan aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de voorziene woningen.
5. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Broekman
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2013
12.