201301053/1/A1.
Datum uitspraak: 20 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Deurne,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 21 december 2012 in zaak nr. 11/3818 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Deurne.
Procesverloop
Bij besluit van 28 januari 2011 heeft het college aan [vergunninghouder] alsnog een reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van een biggenstal aan de [locatie] te Deurne (hierna: het perceel).
Bij besluit van 25 oktober 2011 heeft het college, voor zover hier van belang, het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 28 januari 2011 gehandhaafd.
Bij uitspraak van 21 december 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 september 2013, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. R.E.H.G. Paping-Driessen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het bouwplan voorziet in de oprichting van een biggenstal met twee bouwlagen. De daartoe benodigde bouwvergunning is door [vergunninghouder] op 18 maart 2010 aangevraagd. Bij besluit van 20 juli 2010 heeft het college die aanvraag wegens strijd met brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit 2003 afgewezen. [vergunninghouder] heeft tegen het besluit van 20 juli 2010 bezwaar gemaakt.
Het college heeft bij besluit van 14 december 2010 op basis van door [vergunninghouder] gedurende de bezwaarfase ingediende nadere stukken het besluit van 20 juli 2010 herroepen. Het heeft daarbij vastgesteld dat zich met betrekking tot de aanvraag om bouwvergunning geen weigeringsgronden als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de Woningwet, zoals dat luidde ten tijde van belang, meer voordeden. Omdat de oprichting van de biggenstal echter het oprichten of veranderen van een inrichting is waarvoor een vergunning krachtens de Wet milieubeheer, zoals die luidde ten tijde van belang, was vereist, heeft het college de beslissing op de aanvraag om bouwvergunning op grond van artikel 52 van de Woningwet, zoals dat luidde ten tijde van belang, aangehouden.
Het door [appellant] tegen het besluit van 14 december 2010 ingestelde beroep is wegens termijnoverschrijding bij uitspraak van de rechtbank van 16 december 2011 niet-ontvankelijk verklaard. Het tegen die uitspraak gedane verzet is bij uitspraak van de rechtbank van 27 juli 2012 ongegrond verklaard.
2. Het besluit van 28 januari 2011 is genomen nadat het college bij besluit van 4 januari 2011 aan [vergunninghouder] de voor de oprichting van de biggenstal eveneens benodigde vergunning krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer, zoals dat luidde ten tijde van belang, had verleend.
3. Met betrekking tot de stelling van het college dat [appellant] geen belang heeft bij beoordeling van het hoger beroep, wordt overwogen dat reeds de omstandigheid dat het college bij besluit van 28 januari 2011 alsnog een bouwvergunning heeft verleend aan [vergunninghouder], terwijl die vergunning aanvankelijk bij besluit van 20 juli 2010 was geweigerd, met zich brengt dat [appellant] belang heeft bij beoordeling van zijn hoger beroep.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het onder 1 genoemde besluit van 14 december 2010 in strijd is met artikel 7:11, tweede lid, van de Awb. Daartoe voert hij aan dat artikel 7:11, tweede lid, van de Awb met zich brengt dat het college, na de herroeping van het besluit van 20 juli 2010, niet had mogen volstaan met de verwijzing naar een toekomstige beslissing op de aanvraag om bouwvergunning.
4.1. Het betoog van [appellant] heeft louter betrekking op de rechtmatigheid van het besluit van 14 december 2010. Dat besluit is onherroepelijk nu de rechtbank bij uitspraak van 27 juli 2012 het tegen de uitspraak van de rechtbank van 16 december 2011 gedane verzet ongegrond heeft verklaard. Het besluit van 14 december 2010 kan in deze procedure niet opnieuw aan de orde worden gesteld.
5. [appellant] betoogt tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte geen grond heeft gezien voor het oordeel dat de aanpassingen van de aanvraag om bouwvergunning niet van ondergeschikte aard zijn. De aanpassingen hebben betrekking op de inrichting van de stal en hebben geen invloed op de oppervlakte, inhoud en de locatie daarvan.
Anders dan [appellant] betoogt, geeft de enkele omstandigheid dat de bouwaanvraag aanvankelijk niet aan het bouwbesluit voldeed, maar daaraan na de aanpassingen wel voldoet, geen grond voor het oordeel dat de aanpassingen niet als aanpassingen van meer dan ondergeschikte aard moeten worden beschouwd.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
Van Kreveld Van Driel
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2013
414-724.