201301375/1/A2.
Datum uitspraak: 20 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], handelend onder de naam [bedrijf], wonend te IJmuiden, gemeente Velsen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem (lees: rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem) van 2 januari 2013 in zaak nr. 12/4130 in het geding tussen:
[appellant]
en
de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (thans: de staatssecretaris van Economische Zaken).
Procesverloop
Bij besluit van 21 maart 2012 heeft de staatssecretaris een aanvraag van [appellant] om een tegemoetkoming tijdelijk aalvisverbod 2011 afgewezen.
Bij besluit van 24 augustus 2012 heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 januari 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 augustus 2013, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J.E.W. Tieleman, werkzaam bij het ministerie, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Regeling LNV-subsidies (hierna: de Regeling) kan op grond van de Regeling uitsluitend subsidie worden verstrekt indien de staatssecretaris de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag tot subsidieverstrekking heeft opengesteld door vaststelling van een subsidieplafond en een periode voor indiening van de aanvraag.
Ingevolge het vierde lid maakt de staatssecretaris een besluit als bedoeld in dit artikel bekend in de Staatscourant.
Ingevolge artikel 4:68, eerste lid, kan de staatssecretaris op aanvraag een tegemoetkoming verstrekken aan beroepsvissers die vissen in de kust- en binnenwateren en die als gevolg van het visverbod op aal, bedoeld in artikel 32a van de Uitvoeringsregeling visserij, in de maanden september, oktober en november 2011 schade lijden.
Ingevolge artikel 80bb, eerste lid, van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2011 (Stcrt. 2011, 18906), zoals nadien gewijzigd (Stcrt. 2011, 22193) (hierna: het Openstellingsbesluit) kunnen aanvragen tot verstrekking van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4:68 van de Regeling worden ingediend in de periode van 7 november tot en met 19 december 2011.
2. Aan het besluit van 24 augustus 2012 heeft de staatssecretaris ten grondslag gelegd dat de aanvraag van [appellant], gedateerd 21 december 2011, bij hem is ingekomen op 28 december 2011. Nu de aanvraag is ingediend buiten de daarvoor opengestelde periode, bestaat geen recht op een tegemoetkoming, aldus de staatssecretaris.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de staatssecretaris zijn aanvraag om een tegemoetkoming ten onrechte heeft afgewezen. Daartoe voert hij aan dat de staatssecretaris in strijd met de op hem rustende zorgplicht en met algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld door hem, anders dan in de jaren 2009 en 2010, in 2011 geen schriftelijke mededeling van de aanvraagperiode te doen.
3.1. Het betoog van [appellant] betreft een herhaling van hetgeen hij reeds in bezwaar en in beroep bij de rechtbank naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het Openstellingsbesluit op de juiste wijze is bekendgemaakt in de Staatscourant en dat de staatssecretaris geen verplichting heeft om, naast die bekendmaking, potentiële aanvragers schriftelijk mededeling van de aanvraagperiode te doen. De staatssecretaris heeft in zoverre dan ook niet gehandeld in strijd met enige uit het zorgvuldigheidsbeginsel voortvloeiende zorgplicht of met een ander algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Voorts is de rechtbank terecht en op goede gronden tot de conclusie gekomen dat de gestelde onbekendheid met de aanvraagperiode voor risico van [appellant] komt.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. K.J.M. Mortelmans en mr. A. Hammerstein, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Dallinga
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2013
18-710.