ECLI:NL:RVS:2013:2125

Raad van State

Datum uitspraak
27 november 2013
Publicatiedatum
27 november 2013
Zaaknummer
201300684/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vlasblom
  • K.J.M. Mortelmans
  • B.P. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake Sanctieregeling terrorisme 2007-II

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, waarin het beroep tegen een besluit van de minister van Buitenlandse Zaken ongegrond werd verklaard. De minister had [appellant] op 8 juni 2010 aangewezen als persoon op wie de Sanctieregeling terrorisme 2007-II van toepassing is. Na het indienen van bezwaar door [appellant] tegen dit besluit, verklaarde de minister het bezwaar op 8 december 2010 ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 14 december 2012.

Bij het indienen van het hoger beroep heeft [appellant] geen gronden vermeld, maar verzocht om een termijn om deze alsnog in te dienen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft [appellant] een termijn gesteld, die later werd verlengd. Echter, [appellant] heeft de gronden pas na het verstrijken van deze termijn ingediend. De minister heeft in zijn verweerschrift opgemerkt dat [appellant] het verzuim niet binnen de gestelde termijn heeft hersteld en geen reden heeft gegeven voor het niet tijdig indienen van de gronden.

De Afdeling heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat [appellant] niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht. De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, zonder dat er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 november 2013.

Uitspraak

201300684/1/A3.
Datum uitspraak: 27 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 14 december 2012 in zaak nr. 11/384 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Buitenlandse Zaken.
Procesverloop
Bij besluit van 8 juni 2010 heeft de minister [appellant] aangewezen als persoon op wie de Sanctieregeling terrorisme 2007-II van toepassing is.
Bij besluit van 8 december 2010 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 december 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] tegen het besluit van 10 januari 2011 (de Afdeling leest: 8 december 2010) ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 september 2013, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. C. de Munck, mr. T.J. van Leeuwen en mr. J.M. Hoogveld, allen werkzaam bij het ministerie, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht bevat het bezwaar- of beroepschrift de gronden van het bezwaar of beroep.
Ingevolge artikel 6:6 kan het bezwaar of beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan artikel 6:5, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Ingevolge artikel 6:24 zijn de artikelen 6:5 en 6:6 van overeenkomstige toepassing indien hoger beroep kan worden ingesteld.
2. [appellant] heeft in zijn hogerberoepschrift geen gronden vermeld, maar de Afdeling verzocht hem een termijn te stellen waarbinnen hij deze alsnog kenbaar kan maken. Bij aangetekende brief van 6 maart 2013 heeft de Afdeling [appellant] een dergelijke termijn gesteld, welke termijn bij aangetekende brief van 25 maart 2013 naar aanleiding van een door hem ingediend verzoek om uitstel is verlengd tot en met 17 april 2013. In de brief van 6 maart 2013 is vermeld dat indien het verzuim niet binnen de gestelde termijn wordt hersteld, er rekening mee moet worden gehouden dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. [appellant] heeft eerst bij een op 19 april 2013 door de Afdeling ontvangen brief, gedateerd op 18 april 2013, hogerberoepsgronden kenbaar gemaakt. Zoals in het verweerschrift van de minister terecht is opgemerkt, heeft [appellant] het verzuim daarmee niet binnen de gestelde termijn hersteld. [appellant] heeft geen reden gegeven voor het niet tijdig herstellen van het verzuim.
3. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. K.J.M. Mortelmans en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. De Vries
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2013
582.