ECLI:NL:RVS:2013:2136

Raad van State

Datum uitspraak
27 november 2013
Publicatiedatum
27 november 2013
Zaaknummer
201302219/1/A3 en 201302245/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake verzoeken om informatie door appellanten A en B

In deze zaak gaat het om hoger beroep van appellanten A en B tegen uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 25 januari 2013. De appellanten hebben het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen verzocht om informatie over hun officiële inschrijving en de namen van hun wettelijk echtgenotes in de officiële registratie van de gemeente Terneuzen. De rechtbank heeft de beroepen van de appellanten inzake niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen wettelijke beslistermijnen zijn overschreden.

De appellanten hebben hoger beroep ingesteld en betogen dat de rechtbank ten onrechte geen nieuwe zitting heeft belegd om hun standpunten toe te lichten. De rechtbank had hen uitgenodigd om op 8 januari 2013 ter zitting te verschijnen, maar de appellanten hebben geen verzoek om uitstel ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat zij de appellanten op de juiste wijze heeft uitgenodigd en dat er geen aanleiding is om een nieuwe zitting te houden.

Daarnaast betogen de appellanten dat het college zijn doorzendplicht heeft geschonden, omdat het CWI-UWV in hetzelfde gebouw is gevestigd als de gemeente. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de brieven van 5 juli 2011 geen verzoeken in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) bevatten, en dat de beslistermijnen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing zijn.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de aangevallen uitspraken en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201302219/1/A3 en 201302245/1/A3.
Datum uitspraak: 27 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
[appellanten], wonend te Terneuzen,
appellanten,
tegen de uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 25 januari 2013 in zaken nrs. 12/5273 en 12/5280 in de gedingen tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen.
Procesverloop
Bij brief van 5 juli 2011 heeft [appellant A] het college gevraagd: "Met WIE [appellant A] Officieel Getrouw Ingeschreven is, in de Officiële Registratie van Afdeling CWI-UWV - Gemeente Terneuzen, begin met 2003 tot dit moment? of - WAT is de Naam van wettelijk echtgenote van [appellant A], in de Officiële Registratie van Afdeling CWI-UWV Gemeente Terneuzen, begin met 2003 tot dit moment?".
Bij brief van 5 juli 2011 heeft [appellant B] het college gevraagd: "Met WIE [appellant B] Officieel Getrouw Ingeschreven is, in de Officiële Registratie van Afdeling CWI-UWV - Gemeente Terneuzen, begin met 2004 tot dit moment? of - WAT is de Naam van wettelijk echtgenote van [appellant B], in de Officiële Registratie van Afdeling CWI-UWV Gemeente Terneuzen, begin met 2004 tot dit moment?".
Bij brieven van 31 augustus 2011 hebben [appellanten] het college in gebreke gesteld wegens niet tijdig beslissen.
Op 25 januari 2013 heeft de rechtbank de beroepen van [appellanten] inzake niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraken hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaken ter zitting behandeld op 31 oktober 2013, waar [appellant A] is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge het derde lid wordt onder een aanvraag verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge artikel 4 wordt de verzoeker, indien het verzoek betrekking heeft op gegevens in documenten die berusten bij een ander bestuursorgaan dan dat waarbij het verzoek is ingediend, zo nodig naar dat orgaan verwezen. Is het verzoek schriftelijk gedaan, dan wordt het doorgezonden onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker.
2. De rechtbank heeft in haar uitspraken van 25 januari 2013 geoordeeld dat niet tijdig beslissen niet aan de orde is, nu geen wettelijke beslistermijnen zijn overschreden.
3. [appellanten] betogen dat de rechtbank ten onrechte geen nieuwe zitting heeft belegd om hun de gelegenheid te geven hun standpunten toe te lichten.
3.1. [appellanten] zijn door de rechtbank bij brieven van 18 december 2012 uitgenodigd om op 8 januari 2013 om 10.30 uur ter zitting bij de rechtbank te verschijnen om hun standpunt mondeling toe te lichten en te reageren op de standpunten van het college. Daarmee heeft de rechtbank gevolg gegeven aan artikel 8:56 van de Awb. In deze uitnodigingsbrieven staat dat een verzoek om uitstel kan worden ingediend. [appellanten] hebben de rechtbank naar aanleiding van deze uitnodigingsbrieven op 26 december 2012 een brief gestuurd waarin staat dat zij de brieven van 18 december 2012 hebben gelezen en geanalyseerd en dat zij denken niet te zullen komen naar de zitting van 8 januari 2013. Zij hebben niet verzocht om uitstel van de zitting. Nu de rechtbank [appellanten] overeenkomstig de wettelijke bepalingen behoorlijk heeft uitgenodigd en zij niet om uitstel hebben verzocht, bestaat geen aanleiding te oordelen dat de rechtbank een nieuwe zitting diende te houden.
Het betoog faalt.
4. [appellanten] betogen dat het college zijn doorzendplicht heeft geschonden. Hiertoe voeren zij aan dat het CWI-UWV in hetzelfde gebouw is gevestigd als de gemeente, maar dat er geen afzonderlijke balie voor het CWI-UWV is. Voorts betogen zij dat het college een doorzendplicht had op grond van artikel 4 van de Wob.
4.1. In de brieven van 5 juli 2011 zijn geen verzoeken in de zin van de Wob vervat. De Wob is niet genoemd en er is niet verzocht om openbaarmaking van stukken voor een ieder. De brieven van 5 juli 2011 bevatten louter vragen om informatie te verschaffen. Om die reden is de in de Wob genoemde beslistermijn niet van toepassing. De brieven van 5 juli 2011 bevatten evenmin aanvragen in de zin van artikel 1:3 van de Awb nu een reactie op de vragen geen beslissing gericht op rechtsgevolg zou zijn. Dit brengt mee dat de beslistermijnen die gelden op grond van de Awb niet van toepassing zijn.
4.2. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onder 4.1. heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat niet tijdig beslissen niet aan de orde is, nu geen wettelijke beslistermijnen zijn overschreden.
5. Reeds hierom is het hoger beroep ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraken.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Neuwahl
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2013
280-805.