ECLI:NL:RVS:2013:2156

Raad van State

Datum uitspraak
27 november 2013
Publicatiedatum
27 november 2013
Zaaknummer
201303340/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • M.A.A. Mondt-Schouten
  • D.J.C. van den Broek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Westelijke Binnenstad' vastgesteld door deelraad Centrum

Op 26 februari 2013 heeft de deelraad van het stadsdeel Centrum het bestemmingsplan 'Westelijke Binnenstad' vastgesteld. Dit besluit is door verschillende appellanten, waaronder bewoners en bedrijven, aangevochten. De appellanten betogen dat de bestemming 'Gemengd - 2' voor een specifiek perceel in strijd is met de mogelijkheid voor een zelfstandige woonfunctie. De deelraad heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de keuze voor deze bestemming in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid, dat een zelfstandige woonfunctie in panden groter dan 1.000 m² niet toestaat om grootschalige werkfuncties te behouden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 16 oktober 2013 behandeld. De appellanten hebben hun bezwaren toegelicht, maar de Afdeling oordeelt dat de deelraad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling heeft vastgesteld dat de deelraad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat de terughoudende toetsing van de Afdeling niet leidt tot de conclusie dat het besluit onredelijk is. De beroepen van de appellanten zijn ongegrond verklaard, en de Afdeling heeft de beslissing van de deelraad bevestigd. De uitspraak is gedaan op 27 november 2013.

Uitspraak

201303340/1/R1.
Datum uitspraak: 27 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], gevestigd te Amsterdam, en anderen,
2. [appellant sub 2], wonend te Amsterdam,
3. [appellant sub 3], wonend te Amsterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Supermarkt Elandsgracht B.V., gevestigd te Amsterdam,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hotel Toren 1 Exploitatie B.V., gevestigd te Amsterdam,
en
de deelraad van het stadsdeel Centrum,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 februari 2013 heeft de deelraad het bestemmingsplan "Westelijke Binnenstad" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2], [appellant sub 3], Supermarkt Elandsgracht en Hotel Toren 1 Exploitatie beroep ingesteld.
De deelraad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2], [appellant sub 3] en Supermarkt Elandsgracht hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 oktober 2013, waar [appellant sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde en C. Wals, werkzaam bij Wals Advies, [appellant sub 2], bijgestaan door mr. J.A. Wols, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand, [appellant sub 3], Supermarkt Elandsgracht, vertegenwoordigd door F. Lindeman en mr. I.J. Middel, advocaat te Amsterdam, Hotel Toren 1 Exploitatie, vertegenwoordigd door mr. E. Pasman, advocaat te Amsterdam, en de deelraad, vertegenwoordigd door mr. E.P. Swijter, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Toetsingskader
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de deelraad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de deelraad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de deelraad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het plan
2. Het plan voorziet in een juridisch-planologisch kader voor het westelijk deel van de binnenstad van Amsterdam en is grotendeels consoliderend van aard.
Het beroep van [appellant sub 1] en anderen
3. [appellant sub 1] en anderen richten zich tegen het plandeel met de bestemming "Gemengd - 2" voor het perceel [locatie 1], omdat een zelfstandige woonfunctie niet is toegestaan. Voor zover de deelraad stelt dat deze keuze in overeenstemming is met het beleid dat in panden met een groter oppervlak dan 1.000 m² een zelfstandige woonfunctie niet wordt toegestaan met het doel deze panden te behouden voor grootschalige werkfuncties en andere functies die baat hebben bij de vestiging in een relatief groot pand, betogen [appellant sub 1] en anderen dat dit beleid niet deugt. Zij achten in de eerste plaats het gehanteerde oppervlak van 1.000 m² willekeurig gekozen. Verder betogen zij dat niet vaststaat dat voldoende behoefte bestaat aan dergelijke functies. Ook betogen zij dat geen ruimtelijk relevante argumenten ten grondslag liggen aan de keuze om wel een bedrijfswoning toe te staan, maar geen zelfstandige woonfunctie.
Verder wijzen [appellant sub 1] en anderen erop dat op de begane grond en de eerste verdieping een zelfstandige woning aanwezig is. Zij voeren aan dat de zelfstandige woonfunctie in het voorliggende plan ten onrechte voor de tweede keer onder het overgangsrecht is gebracht.
3.1. Blijkens de verbeelding is aan het perceel [locatie 1] de bestemming "Gemengd - 2" toegekend.
Ingevolge artikel 12, lid 12.1, van de planregels zijn de voor "Gemengd - 2" aangewezen gronden onder meer bestemd voor kantoren, galeries, detailhandel, kinderdagopvang, bedrijven, bedrijfswoningen/dienstwoningen en horeca.
Ingevolge artikel 1, lid 1.10, is een bedrijfswoning/dienstwoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op het gebruik van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 32, lid 32.4, van de planregels mag het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, worden voortgezet.
Ingevolge lid 32.7 is lid 32.4 niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
3.2. Blijkens de plankaart van het bestemmingsplan "Westelijke grachtengordel 2000" was aan het perceel [locatie 1] de bestemming "Gemengde doeleinden" met de aanduiding "woningen niet toegestaan" toegekend.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de planvoorschriften waren de gronden die op de plankaart zijn bestemd voor "Gemengde doeleinden" aangewezen voor woningen, behalve daar waar op de plankaart de aanduiding "woningen niet toegestaan" voorkomt.
Ingevolge artikel 13, eerste lid, was het verboden de gronden of bebouwing binnen het plangebied te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de bestemming.
Ingevolge artikel 14, tweede lid, mocht het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond ten tijde van het in werking treden van het verbod tot gebruik in strijd met de bestemming, en dat in enigerlei opzicht afweek van het plan, worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor zover de bestemmingen in het plan naar aard en omvang niet worden vergroot.
Ingevolge het derde lid was het bepaalde in het tweede lid niet van toepassing op gebruik dat in strijd was met voorheen geldende gebruiksbepalingen voor zover daarmee een aanvang is gemaakt na het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
3.3. Blijkens de plankaart van het bestemmingsplan "Westelijke Grachtengordel" van 1985 was aan het perceel [locatie 1] de bestemming "Kantoren" toegekend.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de planvoorschriften waren de voor "Kantoren" aangewezen gronden bestemd voor kantoren, en daarbij behorende bouwwerken.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, was het verboden de in het plan begrepen gronden en bebouwing te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in of krachtens het plan daaraan gegeven bestemming en met het in of krachtens deze voorschriften ten aanzien van het gebruik van deze gronden en bebouwing bepaalde.
3.4. De Afdeling overweegt dat de keuze van de deelraad om een zelfstandige woonfunctie in het pand aan de [locatie 1] niet mogelijk te maken, in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid dat een zelfstandige woonfunctie niet wordt toegestaan in panden met een groter oppervlak dan 1.000 m² die geen legaal zelfstandige woningen bevatten, dit met het oog op het behoud van deze panden voor grootschalige werkfuncties en andere functies die baat hebben bij de vestiging in een relatief groot pand. In de enkele stelling dat het gehanteerde oppervlak van 1.000 m² willekeurig is gekozen en dat niet vaststaat dat voldoende behoefte bestaat aan functies die baat hebben bij de vestiging in een relatief groot pand, ziet de Afdeling geen aanleiding om dit beleid onredelijk te achten. Dat wel een bedrijfswoning is toegelaten, indien is voldaan aan de voorwaarde dat de huisvesting van een persoon in het gebouw daar gelet op het gebruik van het gebouw of het terrein noodzakelijk is, leidt evenmin tot het oordeel dat het gemeentelijk beleid dat een zelfstandige woonfunctie uitsluit onredelijk is. Daarbij wordt in aanmerking genomen de toelichting van de deelraad dat een bestemming met ruime mogelijkheden voor een zelfstandige woonfunctie met het oog op handhaving van de functiemenging en versterking van de centrumpositie van de binnenstad als belangrijkste werkgebied van Amsterdam niet wenselijk is, omdat daarmee het behoud van grootschalige werkfuncties onvoldoende is gegarandeerd.
3.5. Vaststaat dat de [bemachtigde] en [appellante sub 1A] blijkens de gegevens uit de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens in december 2001 op het adres [locatie 1] zijn gaan wonen. De deelraad heeft ter zitting verklaard dat hem niet bekend is dat voorafgaand aan december 2001 op de begane grond en de eerste verdieping van het pand werd gewoond. Hij heeft voorts verklaard dat gemeenteambtenaren in 1999 bij het verrichten van een zogenoemd bouwblokonderzoek hebben geconstateerd dat toen in ieder geval van bewoning geen sprake was. De Afdeling is van oordeel dat [appellant sub 1] en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat een gedeelte van het pand reeds voor december 2001 werd gebruikt voor een zelfstandige woonfunctie. Gelet hierop, gelet op het bepaalde in artikel 14, tweede en derde lid, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Westelijke grachtengordel 2000" dat als ontwerp ter inzage is gelegd op 30 augustus 2001 en gelet op het bepaalde in artikel 32, lid 32.7, van de planregels van het voorliggende plan, overweegt de Afdeling dat dit gebruik niet onder het overgangsrecht van eerstgenoemd plan viel en dat het betoog dat dit gebruik in het voorliggende plan ten onrechte voor de tweede keer onder overgangsrecht is gebracht, derhalve faalt.
3.6. Voor zover [appellant sub 1] en anderen in hun beroepschrift voor het overige hebben verwezen naar de inhoud van hun zienswijze, overweegt de Afdeling dat in de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 1] en anderen hebben in het beroepschrift noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit in zoverre onjuist is.
3.7. Het beroep van [appellant sub 1] en anderen is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 2]
4. [appellant sub 2] woont aan de [locatie 2]. Hij richt zich tegen de wijzigingsbevoegdheid voor de percelen Keizersgracht 15-17, waarmee in het ter plaatse gevestigde Hotel Sebastian’s een restaurant mogelijk wordt gemaakt. Volgens hem fungeert het beleid als bedoeld in de nota "Hotelbeleid Binnenstad 2012-2015" ten onrechte als toetsingskader. Hiertoe stelt hij dat dit beleid vage begrippen bevat en dat dit beleid ook inhoudelijk niet deugt.
[appellant sub 2] vreest verder dat een terras kan worden gerealiseerd in de tuin behorend bij Hotel Sebastian’s.
4.1. Blijkens de verbeelding is aan een gedeelte van de percelen Keizersgracht 15-17 de bestemming "Gemengd - 2.5" toegekend. Verder is aan een gedeelte de bestemming "Tuin - 3" toegekend.
Ingevolge artikel 14, lid 14.1, van de planregels zijn de voor "Gemengd - 2.5" aangewezen gronden onder meer bestemd voor kantoren, galeries, detailhandel, kinderdagopvang, horeca 5 (hotel) in alle bouwlagen en bedrijven.
Ingevolge lid 14.7.5 is het dagelijks bestuur bevoegd de bestemming "Gemengd - 2.5" te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, in die zin dat gebruik als horeca 4 (restaurant) wordt toegestaan. Van de wijzigingsbevoegdheid kan gebruik worden gemaakt indien en nadat, met inachtneming van het geldende hotelbeleid, een omgevingsvergunning ten behoeve van de horeca 4 onherroepelijk is verleend en uitgevoerd.
Ingevolge artikel 19, lid 19.1, zijn de voor "Tuin - 3" aangewezen gronden onder meer bestemd voor tuinen en erven, tuinhuizen en gebouwen.
Ingevolge lid 19.4.1 is bedrijfsmatig gebruik, waaronder gebruik voor horecadoeleinden, niet toegestaan op gronden met de bestemming "Tuin - 3".
4.2. In de plantoelichting staat dat grote hotels onder voorwaarden horeca 4 mogen exploiteren. Voorts is vermeld dat alle initiatieven zullen worden getoetst aan de in de nota "Hotelbeleid Binnenstad 2012-2015" vastgelegde algemene beleidsregels. Om zelfstandige horeca in reeds bestaande hotels te kunnen toestaan dient een procedure tot afwijking van het bestemmingsplan te worden gevolgd.
4.3. In de nota "Hotelbeleid Binnenstad 2012-2015" staat dat de criteria waaraan een initiatief voor zelfstandige horeca 4 (restaurant) in een groot hotel dient te voldoen, zijn:
- het hotel heeft een bruto vloeroppervlak van 1.000 m² of groter;
- de maximale maat is 150 m² of (voor hotels die groter zijn dan 1.500 m²) maximaal 10% van het bruto vloeroppervlak;
- het horeca 4-initiatief mag niet leiden tot een aantasting van het woon- en leefklimaat;
- het horeca 4-initiatief mag geen overmatige verkeersaantrekkende werking hebben;
- de installaties ten behoeve van de horeca dienen inpandig te worden aangebracht tenzij dat om uitsluitend technische redenen niet mogelijk is;
- de initiatiefnemers wordt verzocht een rookruimte te realiseren om overlast in de buurt te voorkomen.
4.4. De deelraad heeft ter zitting toegelicht dat hij de wijzigingsbevoegdheid in artikel 14, lid 14.7.5, van de planregels enkel heeft opgenomen, zodat het dagelijks bestuur de planologische situatie in overeenstemming kan brengen met de situatie nadat die is vergund in een procedure tot afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onderdeel 3, van de Wabo. Gelet op deze toelichting en artikel 14, lid 14.7.5, van de planregels, stelt de Afdeling vast dat de beoordeling of een initiatief voor een restaurant in een groot hotel in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening alvorens het plan te wijzigen aan de orde zal komen in het kader van een eventuele verlening van een omgevingsvergunning. In die procedure kan het op dat moment geldende horecabeleid aan de orde worden gesteld. Belanghebbenden kunnen tegen de verlening van een omgevingsvergunning zo nodig rechtsmiddelen aanwenden. Voor zover [appellant sub 2] betoogt dat het beleid als bedoeld in de nota "Hotelbeleid Binnenstad 2012-2015" ten onrechte fungeert als toetsingskader bij een wijziging van het voorliggende plan met toepassing van artikel 14, lid 14.7.5, van de planregels, overweegt de Afdeling dat dit betoog - gelet op het voorgaande - niet kan worden gevolgd. De beroepsgronden dat het beleid in de nota vage begrippen bevat en ook inhoudelijk niet deugt, behoeven daarom geen bespreking.
Ten slotte mist het betoog dat moet worden gevreesd dat in de tuin behorend bij Hotel Sebastian’s een terras kan worden gerealiseerd feitelijke grondslag. Bedrijfsmatig gebruik van als "Tuin - 3" bestemde onbebouwde gronden, waaronder gebruik voor horecadoeleinden, is ingevolge artikel 19, lid 19.4.1, van de planregels niet toegestaan.
4.5. Het beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 3]
5. [appellant sub 3] woont op het perceel [locatie 3]. Hij betoogt dat de ophoging van de halfronde aanbouw aan de liftschacht op een gedeelte van het perceel Keizersgracht 164 ten onrechte als zodanig is bestemd. In dit verband wijst hij erop dat deze bebouwing illegaal is opgericht.
5.1. Blijkens de verbeelding is aan het perceelsgedeelte de bestemming "Gemengd - 2.5" met de functieaanduiding "specifieke bouwaanduiding - orde 1" toegekend.
Ingevolge artikel 14, lid 14.1, van de planregels zijn de voor "Gemengd - 2.5" aangewezen gronden onder meer bestemd voor horeca 5 (hotel) in alle bouwlagen en bedrijven.
Ingevolge lid 14.2.5, onder a, bedraagt de goothoogte van gebouwen die op de verbeelding zijn aangeduid als "specifieke bouwaanduiding - orde 1" ten hoogste de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaande goothoogte.
5.2. Vaststaat dat geen vergunning is verleend voor de ophoging van de halfronde aanbouw aan de liftschacht met één verdieping. De Afdeling overweegt dat het als zodanig bestemmen van alle aanwezige bebouwing, ongeacht of deze onder het vorige plan kon worden opgericht, onder omstandigheden gerechtvaardigd kan zijn. De deelraad heeft in dit geval in redelijkheid een groter gewicht kunnen toekennen aan het belang dat is gemoeid met het als zodanig bestemmen van de halfronde aanbouw aan de liftschacht dan aan het belang van [appellant sub 3] om zoveel mogelijk van bebouwing gevrijwaard te blijven. Daarbij heeft hij van belang kunnen achten dat de ophoging slechts één verdieping betreft en dat deze ophoging, zoals ter zitting is gebleken, betrekking heeft op bebouwing die staat op een gedeelte van het perceel met een oppervlak van minder dan 2 m². Met betrekking tot het betoog van [appellant sub 3] dat hij vreest voor een aantasting van zijn uitzicht, overweegt de Afdeling dat de deelraad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat - gelet op het voorgaande - slechts sprake is van een beperkte aantasting. Daarbij heeft de deelraad ook in aanmerking kunnen nemen de ligging van het perceel in dichtbebouwd gebied alsmede de omstandigheid dat geen blijvend recht bestaat op behoud van uitzicht. Voor zover [appellant sub 3] in zijn nadere stuk heeft aangegeven dat op de aanbouw afvoerpijpen staan die milieubelastende stoffen uitstoten, overweegt de Afdeling dat dit enkele gegeven niet met zich brengt dat het als zodanig bestemmen van de bestaande halfronde aanbouw aan de liftschacht in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
5.3. Het beroep van [appellant sub 3] is ongegrond.
Het beroep van Hotel Toren 1 Exploitatie
6. Hotel Toren 1 Exploitatie richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Gemengd - 2.5" voor het perceel Keizersgracht 164, voor zover in haar hotel niet bij recht een restaurant is toegelaten. Zij acht dit niet in overeenstemming met de bestaande situatie.
6.1. De deelraad stelt dat in het hotel geen zelfstandig restaurant aanwezig is. Hij stelt dat de toegekende bestemming derhalve in overeenstemming is met het feitelijk gebruik.
6.2. Blijkens de verbeelding is aan het perceel Keizersgracht 164 de bestemming "Gemengd - 2.5" toegekend.
Ingevolge artikel 14, lid 14.1, aanhef en onder g, van de planregels zijn de voor "Gemengd - 2.5" aangewezen gronden bestemd voor horeca 5 (hotel) in alle bouwlagen.
Ingevolge lid 14.7.5 is het dagelijks bestuur bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming "Gemengd - 2.5" te wijzigen in die zin dat gebruik als horeca 4 (restaurant) wordt toegestaan. Van de wijzigingsbevoegdheid kan gebruik worden gemaakt indien en nadat, met inachtneming van het geldende hotelbeleid, een omgevingsvergunning ten behoeve van de horeca 4 onherroepelijk is verleend en uitgevoerd.
6.3. De Afdeling overweegt dat de deelraad in redelijkheid de bestemming "Gemengd - 2.5" heeft kunnen toekennen aan het perceel. Bij de keuze voor deze bestemming heeft de deelraad betekenis kunnen toekennen aan de omstandigheid dat onderzoek ter plaatse heeft uitgewezen dat het huidige gebruik als hotel daarmee in overeenstemming is. Hotel Toren 1 Exploitatie heeft naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat in het hotel tevens een zelfstandig restaurant is gevestigd. Dit volgt niet uit de door Hotel Toren 1 Exploitatie naar voren gebrachte omstandigheid dat zij in de periode februari 2011 tot april 2013 beschikte over een vergunning voor het exploiteren van een horecabedrijf. In de enkele stelling van Hotel Toren 1 Exploitatie dat het in Amsterdam van algemene bekendheid is dat in het hotel een zelfstandig restaurant is gevestigd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor een ander oordeel. Daarbij wordt in aanmerking genomen de onweersproken verklaring van de deelraad dat het hotel geen reclame aan de gevel maakt voor een restaurant. Verder wordt in aanmerking genomen dat de deelraad terecht stelt dat op de website van hotel "The Toren" enkel wordt aangegeven dat het hotel een culinaire samenwerking is aangegaan met het nabijgelegen restaurant Christophe waar hotelgasten via de roomservice een menu kunnen bestellen voor consumptie in de hotelkamer of aan een tafel in de lounge. De deelraad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat hiermee - anders dan Hotel Toren 1 Exploitatie meent - geen sprake is van een zelfstandig restaurant.
Gelet op de inhoud van de zienswijze van Hotel Toren 1 Exploitatie is de Afdeling voorts van oordeel dat er onvoldoende concrete (bouw)plannen waren voor verwezenlijking van een restaurant in het hotel ten tijde van de besluitvorming over het bestemmingsplan. De deelraad heeft daarom in dit geval in redelijkheid kunnen volstaan met het standpunt dat niet is uitgesloten dat in het kader van een omgevingsvergunning tot afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in de Wabo alsnog medewerking aan de betreffende ruimtelijke ontwikkeling wordt verleend.
6.4. Het beroep van Hotel Toren 1 Exploitatie is ongegrond.
Het beroep van Supermarkt Elandsgracht
7. Ter zitting heeft Supermarkt Elandsgracht haar beroepsgrond dat de reeds bestaande doorbraak en de kelder onder het pand Elandsgracht 13 ten onrechte niet als zodanig zijn bestemd, ingetrokken.
8. Supermarkt Elandsgracht exploiteert een vestiging van Albert Heijn aan de Elandsgracht 7-15, de Prinsengracht 302-306 en de Oude Looiersstraat 6-10. Zij richt zich tegen het bepaalde in de artikelen 5, lid 5.2.13, en 6, lid 6.2.13, van de planregels dat de bestaande doorbraak niet mag worden gewijzigd. Zij acht dit noodzakelijk voor een verdere optimalisering van haar bedrijfsvoering.
Zij betoogt verder dat het gedeelte van de supermarkt dat staat op gronden met de bestemming "Tuin - 3" ten onrechte niet als zodanig is bestemd.
Ten slotte voert Supermarkt Elandsgracht aan dat niet kan worden uitgesloten dat een door haar in te dienen planschadeclaim in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het plan.
8.1. Blijkens de verbeelding zijn aan de percelen Elandsgracht 7-15, Prinsengracht 302-306 en Oude Looiersstraat 6-10 de bestemmingen "Centrum - 3", "Gemengd - 1" en/of "Tuin - 3" toegekend.
Ingevolge artikel 5, lid 5.1, en artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder f, van de planregels zijn de voor "Centrum - 3" onderscheidenlijk "Gemengd - 1" aangewezen gronden bestemd voor detailhandel.
Ingevolge artikel 5, lid 5.2.13, onderscheidenlijk artikel 6, lid 6.2.13, is:
a. samenvoegen van gebouwen niet toegestaan;
b. in geval van sloop-nieuwbouw dient de gebouwbreedte van de te slopen bebouwing te worden teruggebracht;
c. in afwijking van het bepaalde onder a mogen doorbraken die aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het plan en die tevens onherroepelijk vergund zijn, worden gehandhaafd, maar niet worden vergroot.
Ingevolge artikel 19, lid 19.1, zijn de voor "Tuin - 3" aangewezen gronden bestemd voor:
a. tuinen en erven;
[…];
d. gebouwen, met inachtneming van het bepaalde in lid 19.2.2;
[…].
Ingevolge lid 19.2.2 geldt het volgende:
a. gebouwen die aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan mogen worden gehandhaafd en in zijn geheel worden vernieuwd, maar mogen niet worden vergroot. Dit betekent ook dat bebouwing niet ondergronds mag worden uitgebreid;
b. de bouw- en goothoogte van gebouwen als bedoeld in lid 19.2.2, onder a, bedraagt ten hoogste de bouw- en goothoogte, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
c. ingeval van nieuwbouw van de hoofdbebouwing op hetzelfde perceel mogen de onder a genoemde gebouwen, op hetzelfde bouwperceel niet worden gehandhaafd.
Ingevolge lid 19.4.1 is bedrijfsmatig gebruik op de voor "Tuin - 3" bestemde gronden niet toegestaan.
Ingevolge lid 19.4.3 mogen de gebouwen worden gebruikt ten dienste van een van de toegestane functies in de hoofdbebouwing op hetzelfde bouwperceel, met uitzondering van parkeervoorzieningen. De gebouwen mogen geen zelfstandige functie bevatten. De maximale bedrijfsvloeroppervlakten zoals die zijn bepaald voor genoemde bestemmingen zijn onverkort en van overeenkomstige toepassing.
8.2. Met betrekking tot het bepaalde in de artikelen 5, lid 5.2.13, en 6, lid 6.2.13, van de planregels dat bestaande doorbraken niet mogen worden vergroot, stelt de deelraad dat dit verbod is opgenomen met het oog op het behoud van de bestaande stedenbouwkundig waardevolle parcelleringstructuur. In hetgeen is aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de deelraad dit stedenbouwkundig motief in zijn besluitvorming niet in redelijkheid van doorslaggevend gewicht heeft kunnen achten. De stelling dat wijziging van de bestaande doorbraak voor een verdere optimalisering van de bedrijfsvoering noodzakelijk is, is hiervoor onvoldoende. De conclusie in het door Supermarkt Elandsgracht overgelegde rapport "Bouwhistorische notitie met ruimtelijke analyse" van Hylkema Consultants van 29 juli 2013 dat geen sprake is van een historische waardevolle parcellering, leidt ook niet tot een ander oordeel. Daarbij is van belang de toelichting van de deelraad ter zitting dat hij de bestaande en niet zozeer de historische structuur wil behouden.
Voorts wordt overwogen dat het gedeelte van de supermarkt dat staat op gronden met de bestemming "Tuin - 3" - anders dan Supermarkt Elandsgracht meent - als zodanig is bestemd. In artikel 19, lid 19.4.3, van de planregels staat immers dat gebouwen op de voor "Tuin - 3" bestemde gronden mogen worden gebruikt ten dienste van één van de toegestane functies in de hoofdbebouwing op hetzelfde bouwperceel. Nu de hoofdbebouwing op het bouwperceel mag worden gebruikt voor detailhandel, is dit gebruik dus ook toegestaan op de bebouwde gronden met de bestemming "Tuin - 3".
Het voorgaande in aanmerking genomen overweegt de Afdeling dat de deelraad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet hoeft te worden gevreesd dat de planregeling voor de percelen Elandsgracht 7-15, de Prinsengracht 302-306 en de Oude Looiersstraat 6-10, vanwege een mogelijk door Supermarkt Elandsgracht in te dienen planschadeclaim, niet financieel uitvoerbaar is.
8.3. Het beroep van Supermarkt Elandsgracht is ongegrond.
Proceskosten
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Priem
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2013
646.