ECLI:NL:RVS:2013:2157

Raad van State

Datum uitspraak
27 november 2013
Publicatiedatum
27 november 2013
Zaaknummer
201303536/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W. Sorgdrager
  • M.P.J.M. van Grinsven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit locatieplan voor ondergrondse afvalcontainer in Rijswijk

Op 19 maart 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk het locatieplan J vastgesteld voor het plaatsen van een ondergrondse afvalcontainer ter hoogte van de Stadhoudersstraat 41 te Rijswijk. Tegen dit besluit heeft de appellant, wonend te Rijswijk, beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De zitting vond plaats op 26 september 2013, waar de appellant werd bijgestaan door mr. G.F.J. Kruijtzer en het college werd vertegenwoordigd door mr. M. Drazenovic en ing. E.J. Zaagman.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende die redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen heeft ingediend. De appellant had op 27 november 2012, na afloop van de termijn, een zienswijze ingediend. De Afdeling oordeelde dat de appellant niet redelijkerwijs kon worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze had ingediend, omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat de container op een andere locatie zou worden geplaatst.

Echter, de Afdeling concludeerde dat het de eigen verantwoordelijkheid van de appellant was om zich tijdig van de inhoud van het ontwerpbesluit op de hoogte te stellen. De omstandigheden die de appellant aanvoerde, boden geen grond voor het oordeel dat hem geen verwijt kon worden gemaakt. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 27 november 2013.

Uitspraak

201303536/1/A4.
Datum uitspraak: 27 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Rijswijk,
en
het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 maart 2013 heeft het college, voor zover thans van belang, het locatieplan J voor het plaatsen van een ondergrondse afvalcontainer ter hoogte van de Stadhoudersstraat 41 te Rijswijk vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 september 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. G.F.J. Kruijtzer, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Drazenovic en ing. E.J. Zaagman, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
Onder het niet naar voren brengen van zienswijzen als bedoeld in artikel 6:13 van de Awb moet mede worden verstaan het niet tijdig naar voren brengen van zienswijzen.
2. Het besluit van 19 maart 2013 is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb. Het ontwerp van dit besluit is op 15 oktober 2012 ter inzage gelegd. Gelet op artikel 3:16, eerste en tweede lid, van de Awb liep de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen over dit ontwerp van 15 oktober 2012 tot en met 25 november 2012. Vaststaat dat [appellant] op 27 november 2012, derhalve na afloop van de termijn, een zienswijze naar voren heeft gebracht.
3. [appellant] betoogt dat hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Daartoe voert hij aan dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de ondergrondse afvalcontainer zou worden geplaatst op een andere locatie in de Stadhoudersstraat dan de in het ontwerpbesluit voorziene en bij het besluit van 19 maart 2013 vastgestelde locatie ter hoogte van de Stadhoudersstraat 41.
4. Van het ontwerpbesluit is op geschikte wijze kennis gegeven. Het behoorde tot de eigen verantwoordelijkheid van [appellant] om zich tijdig van de inhoud van dit ontwerpbesluit op de hoogte te stellen. De door [appellant] aangevoerde omstandigheid biedt dan ook geen grond voor het oordeel dat hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Ook anderszins is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat het niet tijdig naar voren brengen van een zienswijze [appellant] redelijkerwijs niet kan worden verweten.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W. Sorgdrager, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van staat.
w.g. Sorgdrager w.g. Van Grinsven
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2013
462-792.