201304977/1/R1.
Datum uitspraak: 27 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Akersloot, gemeente Castricum,
2. [appellant sub 2], wonend te Akersloot, gemeente Castricum,
en
de raad van de gemeente Castricum,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 april 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Hoogegeest 28a" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 november 2013, waar [appellant sub 1], bijgestaan door G.J. Veen, en de raad, vertegenwoordigd door K. Ademan, A. Slokker en I. Smit-Munster, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord [belanghebbende] vertegenwoordigd door mr. O.H. Minjon, advocaat te Hoorn, [gemachtigden].
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in vijf woningen ter plaatse van het perceel aan de Hoogegeest 28a. Ten behoeve van het plan wordt toepassing gegeven aan de ruimte-voor-ruimte-regeling.
3. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] kunnen zich niet verenigen met de in het plan voorziene woningbouw. [appellant sub 2] vreest dat hij ten gevolge van het plan wordt beperkt in de bedrijfsvoering van zijn rundveehouderij. Voorts vrezen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] een aantasting van hun woon- en leefklimaat ten gevolge van verlies van uitzicht en privacy en geluidsoverlast. Daarnaast betogen zij dat de financiële haalbaarheid van het plan onvoldoende inzichtelijk is gemaakt. [appellant sub 1] betoogt dat de raad ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar alternatieve locaties. Hij betoogt dat de raad vooringenomen was bij de vaststelling van het plan, omdat de initiatiefnemer vóór de vaststelling van het plan een overeenkomst heeft gesloten met de gemeente. Tot slot betoogt [appellant sub 1] dat het plan zal leiden tot een verkeersonveilige situatie.
4. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) hebben de beroepen van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
5. Op 20 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Castricum" vastgesteld. Dit plan is op 11 september 2013 in werking getreden. Het perceel aan de Hoogegeest 28a maakt onderdeel uit van het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied Castricum". In dit plan is aan het perceel de bestemming "Agrarisch - Tuinbouw" toegekend. Deze bestemming was ook aan het perceel toegekend in het vóór het bestemmingsplan "Hoogegeest 28a" geldende bestemmingsplan "Buitengebied Akersloot". De door [appellant sub 2] en [appellant sub 1] bestreden woningbouw is niet in het bestemmingsplan "Buitengebied Castricum" opgenomen. Hiermee is de raad tegemoet gekomen aan de beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 1], zodat geen beroep van rechtswege als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb is ontstaan, waarop nog dient te worden beslist.
5.1. Het bestemmingsplan "Buitengebied Castricum" is onherroepelijk, voor zover dat ziet op het plandeel ter plaatse van het perceel aan de Hoogegeest 28a. Hieruit volgt dat het bestemmingplan "Hoogegeest 28a" geen betekenis meer heeft ten aanzien van dit plandeel. Onder deze omstandigheden en nu ook overigens niet is gebleken van enig belang ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat [appellant sub 2] en [appellant sub 1] geen belang meer hebben bij een inhoudelijke bespreking van de beroepen. De omstandigheid dat de raad voornemens is een nieuw bestemmingsplan vast te stellen voor het perceel, waarin de woningbouw opnieuw zal worden opgenomen, maakt dit niet anders. Hiertoe overweegt de Afdeling dat de inhoud van het nieuwe bestemmingsplan thans nog niet vaststaat. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zullen desgewenst opnieuw beroep moeten instellen tegen het nog vast te stellen bestemmingsplan. Aanhouding van de beroepen, zoals verzocht door de raad, kan dit niet voorkomen. Het besluit tot vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan zal immers niet het besluit wijzigen waartegen de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zijn gericht, zoals bedoeld in artikel 6:19 van de Awb.
De beroepen zijn niet-ontvankelijk.
6. De Afdeling ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding de raad te gelasten het betaalde griffierecht van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] te vergoeden. Niet is gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen niet-ontvankelijk;
II. gelast dat de raad van de gemeente Castricum aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 1] en € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 2] vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Brand, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Brand
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2013
575.