201305653/1/A1.
Datum uitspraak: 27 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Hapert, gemeente Bladel,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 16 mei 2013 in zaak nr. 13/700 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Bladel.
Procesverloop
Bij besluit van 24 mei 2012 heeft het college aan [belanghebbende A] omgevingsvergunning verleend voor het herbouwen van een bestaande schuur op het perceel [locatie] te Hapert.
Bij besluit van 16 januari 2013 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 24 mei 2012 gehandhaafd.
Bij uitspraak van 16 mei 2013 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben [belanghebbende B] en [belanghebbende A] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 november 2013, waar [appellante], bijgestaan door mr. W. Krijger, en het college, vertegenwoordigd door P.A.M. Stappaerts, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [belanghebbende A], bijgestaan door mr. J.T.F. van Berkel, en [belanghebbende B], bijgestaan door T. van den Berk, advocaat te Eindhoven, gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied Bladel 2010" heeft het perceel de bestemming "Wonen".
Ingevolge artikel 25.2.2, onder a, van de planregels mag de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning maximaal 100 m2 bedragen, tenzij de aanduiding "maximale volume inclusief bijgebouwen" op de verbeelding is weergegeven.
Artikel 36.2, onder a, bepaalt dat, indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan op grond van hoofdstuk 2 is voorgeschreven, deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar mogen worden aangehouden.
2. [appellante] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college omgevingsvergunning heeft verleend in strijd met het bestemmingsplan. Daartoe voert zij aan dat de schuur groter is dan 100 m2 en dat artikel 36.2 van de planvoorschriften niet op de aanvraag van toepassing is, omdat [belanghebbende A] op grond van op 30 augustus 2005 en 8 september 2011 aan hem verleende vergunningen gehouden was de schuur te slopen.
2.1. Anders dan [appellante] betoogt, is voor de toepassing van artikel 36.2, onder a, van de planregels uitsluitend van belang of de schuur is opgericht met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, de schuur ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan ter plaatse aanwezig was, en het bouwplan al dan niet voorziet in een overschrijding van de maten en hoeveelheden, zoals die tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan ter plaatse aanwezig waren. Voor de toepassing van artikel 36.2, onder a, van de planregels is niet van belang of [belanghebbende A] ingevolge de aan hem op 30 augustus 2005 en 8 september 2011 verleende vergunningen al dan niet was gehouden om de schuur af te breken.
Vast staat dat op 14 juni 1958 en 24 augustus 1964 bouwvergunningen zijn verleend voor het oprichten van de schuur. Voorts staat vast dat de schuur ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan op het perceel aanwezig was. Niet in geschil is dat het bouwplan voorziet in het geheel vernieuwen van de schuur met dezelfde afmetingen als ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan. Gelet op deze omstandigheden, heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college omgevingsvergunning heeft verleend in strijd met het bestemmingsplan.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2013
414-672.