ECLI:NL:RVS:2013:2288

Raad van State

Datum uitspraak
4 december 2013
Publicatiedatum
4 december 2013
Zaaknummer
201305136/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • T.G. Drupsteen
  • J.C. Kranenburg
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake inkomensschade en deskundigenkosten door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Op 4 december 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 6 februari 2013. Dit verzoek was ingediend door [verzoekster A], [verzoekster B] en [verzoekster C], die gezamenlijk als [verzoekster] worden aangeduid. De eerdere uitspraak betrof de vernietiging van een uitspraak van de rechtbank Zwolle van 9 maart 2011, waarin de door het college van gedeputeerde staten van Overijssel toegepaste kapitalisatiefactor 7 niet onjuist werd geacht en geen vergoeding voor deskundigenkosten werd toegekend. De Afdeling had het college veroordeeld tot vergoeding van deskundigenkosten tot een bedrag van € 2.950,00.

In het verzoekschrift van 12 april 2013 heeft [verzoekster] uiteengezet waarom zij het niet eens was met de eerdere uitspraak. Zij betoogde dat het dictum van de uitspraak van 6 februari 2013 ten onrechte niet vermeldde dat de kosten betrekking hadden op deskundigenkosten die in hoger beroep waren opgekomen, in plaats van de kosten die in de bezwaarprocedure waren gemaakt. De Afdeling overwoog dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is om een eerder geschil opnieuw aan de rechter voor te leggen. Bovendien werden er geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die aan de voorwaarden van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht voldeden.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het verzoek tot herziening afgewezen, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee leden van de Afdeling, in tegenwoordigheid van een ambtenaar van staat, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

201305136/1/A2.
Datum uitspraak: 4 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoekster A] en [verzoekster B], beide gevestigd te Hardenberg, en [verzoekster C], gevestigd te Krim, (hierna gezamenlijk in enkelvoud: [verzoekster]),
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 6 februari 2013, in zaak nr. 201104496/1/A2.
Procesverloop
Bij uitspraak van 6 februari 2013, in zaak nr. 201104496/1/A2, heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 9 maart 2011 in zaak nr. 08/420 vernietigd, voor zover daarbij de door het college bij de berekening van de inkomensschade toegepaste kapitalisatiefactor 7 niet voor onjuist is gehouden en geen vergoeding voor deskundigenkosten is toegekend. Voorts heeft de Afdeling, voor zover thans van belang, het college van gedeputeerde staten van Overijssel veroordeeld tot vergoeding van de door [verzoekster] gemaakte deskundigenkosten tot een bedrag van € 2.950,00. De uitspraak is aangehecht.
[verzoekster] heeft de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
Met toestemming van partijen is afgezien van behandeling van de zaak ter zitting.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. In het verzoekschrift van 12 april 2013 heeft [verzoekster] uiteengezet waarom zij het met de uitspraak van de Afdeling niet eens is. Hij betoogt dat uit dictumonderdeel VII van de uitspraak van 6 februari 2013 ten onrechte niet blijkt dat deze kosten zien op de in hoger beroep opgekomen deskundigenkosten en niet op de inmiddels door het college betaalde deskundigenkosten die in de bezwaarprocedure zijn gemaakt.
3. Uit de tussenuitspraak van 30 mei 2012 in zaak nr. 201104496/1/T1/A2 volgt dat het onder dictum VII genoemde bedrag ziet op de vergoeding voor in de bezwaarprocedure opgekomen deskundigenkosten. Voor zover [verzoekster] betoogt dat in de uitspraak van 6 februari 2013 het college ten onrechte niet is veroordeeld tot vergoeding van de door [verzoekster] gestelde in hoger beroep opgekomen deskundigenkosten, is het volgende van belang. Het bijzondere rechtsmiddel herziening dient er niet toe om een geschil, waarin is beslist, naar aanleiding van de uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen. [verzoekster] draagt verder geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Awb aan.
4. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. T.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Planken
Voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2013
299.