201306826/2/R3.
Datum uitspraak: 28 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A] en [verzoeker B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), wonend te Fijnaart, gemeente Moerdijk,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Moerdijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 april 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, 3e herziening" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 november 2013, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. J.W. Verhoeven, advocaat te Breda, is verschenen.
Ingevolge artikel 8:84, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), gelezen in samenhang met artikel 8:68, eerste lid, van de Awb is het onderzoek na zitting heropend en is [partij] als partij aangemerkt. Desgevraagd heeft [partij] gemeld dat hij niet alsnog gehoord hoeft te worden op een nadere zitting en verzocht uitspraak te doen naar aanleiding van het verzoek.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. [verzoeker], die woont op het perceel [locatie A] te Fijnaart, kan zich niet verenigen met het plandeel met de bestemming "Wonen-1" en de aanduiding "caravanstalling" voor zover die zijn toegekend aan de gronden aan de westzijde van het perceel [locatie B] van [partij]. Hij voert aan dat op dit deel van het perceel een wagenberging staat en dat het plan voorziet in een uitbreiding en verhoging van deze berging teneinde een caravanstalling voor ongeveer vijf caravans mogelijk te maken. Volgens [verzoeker] zullen de caravans zijn uitzicht aantasten en zal het halen en brengen van caravans geluidhinder met zich brengen.
3. Aan het perceel [locatie B] is de bestemming "Wonen-1" toegekend. Ter plaatse van een reeds bestaande wagenberging aan de westzijde van het perceel is de aanduiding "caravanstalling" toegekend.
Ingevolge artikel 19, lid 19.1 van de planregels zijn de voor "Wonen-1" aangewezen gronden bestemd voor:
a. het wonen;
(...)
e. ter plaatse van de aanduiding "caravanstalling": tevens caravanstalling;
(...).
4. Het plan voorziet ten opzichte van het hiervoor geldende plan in een uitbreiding van de bouwmogelijkheden ter plaatse van de bestaande wagenberging. [verzoeker] heeft derhalve een spoedeisend belang bij de behandeling van zijn verzoek om voorlopige voorziening. Verder is gebleken dat de wagenberging inmiddels zonder vergunning is uitgebreid en verhoogd ten behoeve van het stallen van caravans en dat hiertegen handhavend is opgetreden. Daardoor wordt op dit moment de wagenberging niet als caravanstalling gebruikt. Als voorlopige maatregel tot aan de bodemprocedure ziet de voorzitter, gelet op de betrokken belangen, aanleiding het verzoek toe te wijzen en de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen ten einde een onomkeerbare situatie te voorkomen. Hij ziet daarom aanleiding om bij wijze van voorlopige voorziening het verzoek toe te wijzen en het plandeel met de bestemming "Wonen-1" en de aanduiding "caravanstalling" aan de westzijde van het perceel [locatie B] te Fijnaart te schorsen.
5. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Moerdijk van 25 april 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, 3e herziening", voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen-1" en de aanduiding "caravanstalling" ter plaatse van het perceel [locatie B] te Fijnaart, zoals aangegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart 1;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Moerdijk tot vergoeding van bij [verzoeker A] en [verzoeker B] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan de een bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
III. gelast dat de raad van de gemeente Moerdijk aan [verzoeker A] en [verzoeker B] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Pikart-van den Berg
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2013
361.