ECLI:NL:RVS:2013:2303

Raad van State

Datum uitspraak
26 november 2013
Publicatiedatum
4 december 2013
Zaaknummer
201309141/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Nieuwendam-Zuid II

Op 19 juni 2013 heeft de deelraad van het stadsdeel Noord het bestemmingsplan "Nieuwendam-Zuid II" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft verzoeker, wonend te Amsterdam, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 11 november 2013 ter zitting behandeld. Verzoeker was in persoon aanwezig, terwijl de deelraad werd vertegenwoordigd door mr. M. Hop. Ook een andere partij was vertegenwoordigd door een gemachtigde.

In zijn overwegingen stelt de voorzitter dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het verzoek van verzoeker betreft een plandeel voor twee ligplaatsen voor woonschepen, gelegen op ongeveer 700 meter van zijn woning. De voorzitter concludeert dat verzoeker geen zicht heeft op het plandeel en dat de afstand te groot is om een rechtstreeks belang bij het besluit aan te nemen. Verzoeker heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen die zouden kunnen wijzen op een objectief en persoonlijk belang dat door het besluit wordt geraakt.

De voorzitter oordeelt dat verzoeker geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat hij daarom geen beroep kan instellen. Gelet op deze overwegingen verwacht de voorzitter dat het beroep in de bodemprocedure niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De beslissing is op 26 november 2013 openbaar uitgesproken door de voorzitter, mr. J.A. Hagen, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.

Uitspraak

201309141/2/R1.
Datum uitspraak: 26 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Amsterdam,
verzoeker,
en
de deelraad van het stadsdeel Noord,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 juni 2013 heeft de deelraad het bestemmingsplan "Nieuwendam-Zuid II" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 november 2013, waar [verzoeker], in persoon, en de deelraad, vertegenwoordigd door mr. M. Hop, werkzaam bij het stadsdeel, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek van [verzoeker] heeft betrekking op het plandeel voor twee ligplaatsen voor woonschepen aan de [locatie] met de aanduiding "specifieke vorm van water - woonschepenligplaats 3".
3. De afstand van de woning van [verzoeker] tot het plandeel bedraagt ongeveer 700 m. Vanuit zijn woning heeft hij geen zicht op het betrokken plandeel. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die op het door [verzoeker] bestreden plandeel mogelijk worden gemaakt, is deze afstand naar het oordeel van de voorzitter te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Voorts heeft [verzoeker] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang rechtstreeks door het bestreden besluit zou worden geraakt. Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook is, is daarvoor niet voldoende. Ook onvoldoende is de gestelde omstandigheid dat [verzoeker] regelmatig in het aangrenzende W.H. Vliegenbos wandelt.
De voorzitter is op voorhand van oordeel dat [verzoeker] geen belanghebbende is bij voormeld plandeel als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en dat hij daartegen ingevolge artikel 8:1 van de Awb geen beroep kan instellen.
4. Gelet op het vorenstaande verwacht de voorzitter dat het beroep in de bodemprocedure in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Zwemstra
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2013
91.