ECLI:NL:RVS:2013:237

Raad van State

Datum uitspraak
10 juli 2013
Publicatiedatum
10 juli 2013
Zaaknummer
201210919/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.W.L. Simons-Vinckx
  • R. van Baaren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Burgh-Haamstede, uitbreiding Lijnzaad en de rechtsgeldigheid daarvan

Op 10 juli 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Burgh-Haamstede, uitbreiding Lijnzaad". Dit plan, vastgesteld door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland op 27 september 2012, beoogt de bouw van tien starterswoningen aan de oostzijde van Haamstede. Tegen dit besluit hebben appellanten, wonend in Burgh-Haamstede, beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerden dat de besluitvorming onzorgvuldig was en dat er geen behoefte bestond aan de nieuwe woningen. De raad heeft het beroep weersproken en gesteld dat er wel degelijk behoefte is aan de starterswoningen, onderbouwd met diverse analyses en rapporten.

De Afdeling heeft de zaak op 23 mei 2013 ter zitting behandeld. De appellanten voerden aan dat de wethouder de raad onjuist had geïnformeerd over het woningbouwinitiatief en dat het onderzoek naar de Flora- en Faunawet ondeugdelijk was. De raad heeft deze stellingen weersproken en benadrukt dat de besluitvorming zorgvuldig is verlopen. De Afdeling heeft de argumenten van de appellanten beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de besluitvorming of aan de behoefte aan de starterswoningen.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan niet in strijd is met het recht en dat er geen onaanvaardbare wateroverlast zal optreden. De uitspraak bevestigt de beleidsvrijheid van de raad bij het vaststellen van bestemmingsplannen en de terughoudende toetsing door de Afdeling.

Uitspraak

201210919/1/R2.
Datum uitspraak: 10 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Burgh-Haamstede, gemeente Schouwen-Duiveland,
en
de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 september 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Burgh-Haamstede, uitbreiding Lijnzaad" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2013, waar [appellant] en anderen, bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door R.P. Stam en mr. P.M. van Dijk, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Met het plan wordt beoogd de bouw van tien starterswoningen mogelijk te maken. Het plangebied ligt aan de oostzijde van Haamstede en sluit aan op de bestaande straat Lijnzaad.
3. [appellant] en anderen stellen dat de besluitvorming onzorgvuldig is verlopen. Zij voeren daartoe aan dat een wethouder de raad onjuist heeft geïnformeerd over het woningbouwinitiatief.
3.1. De raad heeft deze stelling van [appellant] en anderen weersproken. De raad heeft naar voren gebracht dat de wethouder het standpunt van het college van burgemeester en wethouders over het woningbouwinitiatief heeft verdedigd. [appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat het bestreden besluit berust op onjuiste informatie, zodat er geen aanleiding is voor het oordeel dat het besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Het betoog faalt.
4. [appellant] en anderen kunnen zich niet met het plan verenigen. Zij betogen dat geen behoefte bestaat aan de voorziene starterswoningen. Zij voeren hiertoe aan dat van gemeentewege een verkoopprijs van € 160.000 betaalbaar wordt geacht voor starters, terwijl de woningen voor € 180.000 zullen worden verkocht. [appellant] en anderen stellen voorts dat vergelijkbare woningen al geruime tijd te koop staan. Zij wijzen verder op de voorziene starterswoningen aan de Bernhardstraat en op het feit dat de bouw van de woningen gefaseerd zal worden uitgevoerd.
[appellant] en anderen betogen voorts dat het onderzoek uitgevoerd in het kader van de Flora- en Faunawet (hierna: Ffw) ondeugdelijk is. Zij stellen dat bepaalde conclusies uit dit onderzoek onvoldoende zijn onderbouwd en betwisten de onafhankelijkheid van de uitvoerder van de veldverkenning.
[appellant] en anderen betogen tot slot dat het plan leidt tot ernstige wateroverlast ter plaatse van het perceel [locatie 1]. Zij stellen dat thans reeds overlast wordt ondervonden doordat de percelen [locatie 2] en [locatie 3] hoger liggen en vrezen dat ook de gronden in het plangebied zullen worden opgehoogd. Zij voeren verder aan dat de vijftien bomen op het perceel [locatie 2], die thans water opnemen, als gevolg van het plan moeten verdwijnen. Zij wijzen in dit verband op de "Boomeffectanalyse Zandweg te Burgh-Haamstede" van 16 november 2012 van Infrako Advies (hierna: de boomeffectanalyse).
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat voldoende is aangetoond dat behoefte bestaat aan de starterswoningen. De raad wijst op de "Notitie starterswoningen Schouwen-Duiveland" van RBOI van 6 november 2006 (hierna: de notitie) en de "Woningmarktanalyse Schouwen-Duiveland" van dr. F van der Hoorn van september 2010 (hierna: de woningmarktanalyse). Voorts staat de Ffw volgens de raad niet in de weg aan de uitvoerbaarheid van het plan en zal het plan niet tot wateroverlast leiden. De raad acht in dit kader van belang dat ten gevolge van het plan slechts drie bomen hoeven te verdwijnen en stelt dat dit niet tot wateroverlast zal leiden.
4.2. Volgens de notitie is het aanbod van koopwoningen voor starters op Schouwen-Duivenland in 2006 beperkt. In Burgh-Haamstede bestond er vraag naar 25 starterswoningen, terwijl er maar één te koop stond. Volgens de woningmarktanalyse zal na 2010 bij starters vraag zijn naar goedkopere koopwoningen. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de notitie en de woningmarktanalyse gebreken dan wel leemten in kennis vertonen en dat de raad zich derhalve niet in redelijkheid hierop heeft mogen baseren. De raad en [belanghebbende] hebben ter zitting toegelicht dat het tevens hun ervaring is dat bij starters behoefte bestaat aan woningen met een prijs van € 180.000. Met een verwijzing naar de prijs die volgens [appellant] en anderen zou worden gehanteerd, hebben zij het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. [appellant] en anderen hebben voorts niet aannemelijk gemaakt dat in Burgh-Haamstede woningen in dit segment al geruime tijd te koop staan, noch dat ten gevolge van de ontwikkelingen aan de Bernhardstraat geen behoefte zal bestaan aan de starterswoningen die het plan mogelijk maakt. De enkele stelling dat dit zo is, is onvoldoende. Uit de omstandigheid dat de starterswoningen gefaseerd zullen worden gerealiseerd kan niet worden afgeleid dat de raad twijfelt aan de behoefte hieraan. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de behoefte aan de starterswoningen waarin het plan voorziet onvoldoende heeft aangetoond. Het betoog faalt.
4.3. Ten aanzien van het betoog dat het uitgevoerde onderzoek in het kader van de Ffw ondeugdelijk is, overweegt de Afdeling dat de vragen of voor de uitvoering van een bestemmingsplan een vrijstelling geldt, dan wel een ontheffing op grond van de Ffw nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, in beginsel aan de orde komen in een procedure op grond van de Ffw. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen, indien en voor zo ver hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
Blijkens de plantoelichting is het betreffende onderzoek gebaseerd op een veldverkenning die op 21 juni 2011 door ir. J.J. de Jong is verricht alsmede op gegevens van het natuurloket. Op grond van dit onderzoek wordt geconcludeerd dat voor de met het plan beoogde ontwikkeling geen ontheffing op grond van de Ffw is vereist. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd bestaat naar het oordeel van de Afdeling geen aanleiding om dit onderzoek ondeugdelijk te achten. Hierbij betrekt de Afdeling dat [appellant] en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat de door hen onvoldoende onderbouwd geachte onderzoeksconclusies onjuist zijn. Gelet hierop, en op de uitkomsten van het onderzoek, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de Ffw op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Dit betoog faalt eveneens.
4.4. Met betrekking tot de stelling dat sprake zal zijn van wateroverlast wordt overwogen dat in de plantoelichting staat beschreven dat er in de nabijheid van het plangebied een afwateringssloot aanwezig is en dat geen problemen over wateroverlast bekend zijn. [appellant] en anderen hebben hun stelling dat thans wateroverlast wordt ondervonden ter plaatse van het perceel [locatie 1] niet onderbouwd. Blijkens de plantoelichting zal het hemelwater dat in het plangebied terechtkomt via een aparte, nieuw aan te leggen hemelwaterriolering worden afgevoerd welke zal lozen op voornoemde afwateringssloot. Voorts stelt de Afdeling vast dat in de boomeffectanalyse wordt geadviseerd drie van de vijftien bedoelde bomen te verwijderen. Het betreft uitsluitend de bomen die direct grenzen aan de in het plan voorziene woningen. Het standpunt van de raad, dat verwijdering van deze drie bomen niet leidt tot ernstige wateroverlast, acht de Afdeling niet onredelijk. Gelet op het vorenstaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet leidt tot onaanvaardbare wateroverlast ter plaatse van het perceel [locatie 1]. Het betoog faalt.
5. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
6. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Baaren, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Van Baaren
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2013
579-694.