ECLI:NL:RVS:2013:2381

Raad van State

Datum uitspraak
11 december 2013
Publicatiedatum
11 december 2013
Zaaknummer
201301988/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W. Sorgdrager
  • M. van Hulst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bodemverontreiniging en noodzaak tot sanering in Tiel

In deze zaak heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland op 30 januari 2013 vastgesteld dat er op een bepaalde locatie in Tiel sprake is van ernstige bodemverontreiniging, waarvoor spoedige sanering noodzakelijk is. Dit besluit is door [appellante] aangevochten, waarna het college een verweerschrift heeft ingediend. De zaak is behandeld door een enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die op 1 november 2013 zitting hield.

De Afdeling heeft in haar overwegingen de relevante wetgeving, met name de Wet bodembescherming, in acht genomen. Artikel 29, eerste lid, stelt dat gedeputeerde staten kunnen vaststellen of er sprake is van ernstige verontreiniging, terwijl artikel 37, eerste lid, bepaalt dat zij ook moeten vaststellen of er risico's zijn voor mens, plant of dier die spoedige sanering vereisen. Het college heeft de Circulaire bodemsanering 2009 als uitgangspunt genomen en diverse onderzoeken uitgevoerd, waaruit bleek dat er een onaanvaardbaar risico op verspreiding van de verontreiniging bestaat.

[appellante] heeft betoogd dat het college ten onrechte de resultaten van een rapport van Oranjewoud niet heeft erkend, waarin werd gesteld dat de verontreiniging zich hoogstens in geringe mate verspreidt. De Afdeling oordeelde echter dat het rapport niet definitief was en dat er nog nader onderzoek nodig was. De beroepsgrond van [appellante] werd dan ook verworpen.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. W. Sorgdrager, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. van Hulst, ambtenaar van staat, en werd openbaar uitgesproken op 11 december 2013.

Uitspraak

201301988/1/A4.
Datum uitspraak: 11 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te Tiel,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 januari 2013 heeft het college vastgesteld dat zich op de [locatie] te Tiel een geval van ernstige bodemverontreiniging voordoet, waarvan spoedige sanering noodzakelijk is.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 november 2013, waar [appellante], vertegenwoordigd door haar [directeur] en [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. C. Zuijdweg en ing. A. Luykx, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 29, eerste lid, van de Wet bodembescherming kunnen gedeputeerde staten, naar aanleiding van een nader onderzoek of een melding als bedoeld in artikel 28, eerste lid, in een beschikking vaststellen of sprake is van een geval van ernstige verontreiniging.
Ingevolge artikel 37, eerste lid, stellen gedeputeerde staten in een beschikking als bedoeld in artikel 29, eerste lid, waarbij zij vaststellen dat sprake is van een geval van ernstige verontreiniging, tevens vast of het huidige dan wel voorgenomen gebruik van de bodem of de mogelijke verspreiding van de verontreiniging leiden tot zodanige risico's voor mens, plant of dier dat spoedige sanering noodzakelijk is.
2. Het college heeft bij de beoordeling of spoedige sanering van de verontreiniging noodzakelijk is de Circulaire bodemsanering 2009 tot uitgangspunt genomen en heeft diverse onderzoeken laten uitvoeren, waarbij de in de circulaire opgenomen standaard risicobeoordeling is verricht. Op basis van die onderzoeken heeft het college zich op het standpunt gesteld dat zich op de desbetreffende locatie een geval van ernstige bodemverontreiniging voordoet, waarvan spoedige sanering noodzakelijk is omdat er een onaanvaardbaar risico op verspreiding van de verontreiniging bestaat. Wat betreft het door [appellante] overgelegde rapport "Actualisatie grondwaterkwaliteit [locatie] in Tiel" van Oranjewoud van 17 november 2011, heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de onderzoeksresultaten die daarin zijn neergelegd niet tot een andere conclusie leiden.
3. [appellante] betoogt dat het college ten onrechte niet heeft onderkend dat uit het rapport van Oranjewoud blijkt dat de verontreiniging zich hoogstens in geringe mate verspreidt en dat derhalve spoedige sanering ervan niet noodzakelijk is.
3.1. Het rapport van Oranjewoud behelst niet een afgeronde conclusie over het verspreidingsrisico van de verontreiniging. Ten aanzien daarvan is in het rapport vermeld dat het rapport nog moet worden aangevuld met nader onderzoek. Hetgeen [appellante] met de enkele verwijzing naar dit rapport heeft aangevoerd geeft derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er een onaanvaardbaar risico op verspreiding van de verontreiniging bestaat en dat derhalve spoedige sanering ervan noodzakelijk is.
De beroepsgrond faalt.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W. Sorgdrager, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. van Hulst, ambtenaar van staat.
w.g. Sorgdrager w.g. Van Hulst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2013
402.