ECLI:NL:RVS:2013:240

Raad van State

Datum uitspraak
10 juli 2013
Publicatiedatum
10 juli 2013
Zaaknummer
201300793/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vergoeding extra uren rechtsbijstand in echtscheidingsprocedure

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 19 oktober 2011 haar beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft een aanvraag om vergoeding van extra uren rechtsbijstand die door de raad voor rechtsbijstand Amsterdam op 31 maart 2011 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de raad voldoende had gemotiveerd dat de zaak van [appellante] niet als bewerkelijk kon worden aangemerkt, ondanks de door haar aangeleverde lijst met feiten en omstandigheden die haar zaak complex zouden maken. De rechtbank stelde vast dat de echtscheidingsprocedure, hoewel moeizaam, niet feitelijk of juridisch complex was in de zin van de Leidraad Extra Urenzaken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 24 juni 2013 behandeld, waarbij [appellante] werd vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.W. van Voolen en de raad door mr. K. Achefai. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de raad terecht de vergoeding van extra uren had geweigerd. De Afdeling merkte op dat indien er op enig moment voor de boedelscheiding een aparte procedure nodig zou zijn, daarvoor een nieuwe toevoeging kan worden aangevraagd. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201300793/1/A2.
Datum uitspraak: 10 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 oktober 2011 in zaak nr. 11/3301 in het geding tussen:
[appellante]
en
de raad voor rechtsbijstand Amsterdam (lees: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand; hierna: de raad).
Procesverloop
Bij besluit van 31 maart 2011 heeft de raad een aanvraag om vergoeding van extra uren rechtsbijstand ten behoeve van [appellante] afgewezen.
Bij besluit van 14 juni 2011 heeft de raad het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 19 oktober 2011 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Een afschrift van het proces-verbaal is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 juni 2013, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. E.W. van Voolen, advocaat te Utrecht, en de raad, vertegenwoordigd door mr. K. Achefai, werkzaam bij de raad, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 32 van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb), geldt de toevoeging uitsluitend voor het rechtsbelang ter zake waarvoor zij is verleend en, in het geval van een procedure, voor de behandeling daarvan in één instantie, de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak daaronder begrepen.
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (hierna: het Bvr 2000), wordt, indien in een procedure de tijdsbesteding aan de verlening van rechtsbijstand uitgaat boven het aantal uren dat gelijk is aan drie maal het aantal punten dat in de bijlage voor het desbetreffende rechtsterrein of soort zaak op grond van artikel 6 is bepaald, voor elk uur waarin boven die grens rechtsbijstand wordt verleend, één punt toegekend, mits de raad de begroting van de tijdsbesteding voor de naar verwachting nog te verrichten werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid van artikel 31, heeft goedgekeurd.
Ingevolge artikel 31, eerste lid, dient de rechtsbijstandverlener bij het bereiken van de in artikel 13 bedoelde tijdgrens een aanvraag in bij de raad tot vaststelling van de vergoeding voor de verrichte werkzaamheden. Tegelijkertijd legt hij een begroting over met betrekking tot de tijdsbesteding van de naar verwachting nog te verrichten werkzaamheden.
Ingevolge het tweede lid stemt de raad geheel of gedeeltelijk in met de begroting, bedoeld in het eerste lid, indien hij van oordeel is dat de rechtsbijstand doelmatig wordt verleend.
Volgens aantekening 20 bij artikel 32 van de Wrb in het Handboek Toevoegen, uitgave april 2007 (hierna: het Handboek), omvat de toevoeging terzake van echtscheiding de behandeling van de voorlopige voorzieningen, de wijziging daarvan, de behandeling van alle nevenvoorzieningen (gezag, alimentatie en boedelscheiding, verzoek om verlof tot conservatoir beslag) en het maritaal beslag.
Volgens de werkinstructie bij artikel 31 van het Bvr 2000, is voorts het beleid inzake het toekennen van extra uren landelijk geharmoniseerd en staat dit vermeld in de Leidraad Extra Urenzaken (thans de Leidraad Bewerkelijke Zaken, hierna: de Leidraad).
Volgens de Leidraad (versie december 2008) kan in geval van een bewerkelijke zaak een vergoeding voor extra uren worden toegekend. Bewerkelijkheid van een zaak wordt aangenomen, indien er een omvangrijk juridisch relevant feitencomplex is, waardoor niet verwacht kan worden dat alle rechtsbijstand binnen de forfaitaire grens verleend kan worden. Feitelijke complexiteit zal slechts worden aangenomen aan de hand van objectieve factoren. Bewerkelijkheid kan ook worden aangenomen, indien het gaat om bijzondere rechtsvragen, die zich in het soort zaak in kwestie zelden voordoen en met de behartiging waarvan veel meer tijd dan gemiddeld is gemoeid. Als zich in een zaak geen feitelijke en/of juridische complexiteit voordoet, zal een aanvraag om toekenning van extra uren worden afgewezen, ook al is in de desbetreffende zaak gemiddeld meer tijd besteed dan in een gelijksoortige zaak.
2. Aan [appellante] is een toevoeging verstrekt ten behoeve van rechtsbijstand voor een echtscheidingsprocedure met nevenvorderingen. Bij besluit van 31 maart 2011, gehandhaafd bij besluit van 14 juni 2011, heeft de raad de aanvraag van 16 maart 2011 om vergoeding van extra uren rechtsbijstand afgewezen, omdat er geen sprake is van een bewerkelijke zaak.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd dat haar zaak niet bewerkelijk is, gelet op de lijst die zij heeft aangeleverd met feiten en omstandigheden die haar zaak feitelijk complex maken.
3.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de toevoeging ook de werkzaamheden omvat die op de door [appellante] aangeleverde lijst staan. Uit hetgeen is aangevoerd is niet gebleken dat de echtscheidingsprocedure van [appellante] feitelijk of juridisch complex is in de zin van de Leidraad en dat de rechtsbijstand uitgaat boven hetgeen onder het forfaitaire stelsel kan worden begrepen. Dat de echtscheiding moeizaam verloopt en veel tijd in beslag neemt, is op zichzelf geen onbekend verschijnsel in een echtscheidingsprocedure. De omstandigheid die door [appellante] ter zitting is benadrukt, te weten de problemen met het huis dat zij en haar voormalige echtgenoot delen omdat de waarde daarvan lager is dan de hypotheekschuld, is evenmin bijzonder. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat de raad vergoeding van extra uren rechtsbijstand heeft mogen weigeren. Daarbij wordt opgemerkt dat indien op enig moment voor de boedelscheiding een afzonderlijke procedure moet worden gevoerd, daarvoor een aparte toevoeging kan worden verstrekt, zoals, naar ter zitting is gebleken, in dit geval ook is gebeurd.
Het betoog faalt.
4. Voor zover [appellante] betoogt dat de aangevallen uitspraak onvoldoende is gemotiveerd omdat in rechtsoverweging 4 een deel van een zin is weggevallen, faalt dat. Gezien de verdere inhoud van die overweging is duidelijk wat de rechtbank heeft bedoeld. Deze onvolkomenheid doet niet af aan de juistheid van haar beslissing en kan niet tot een vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Michiels w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2013
18-729.