201112775/2/A4.
Datum uitspraak: 18 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting Mestverwerking Gelderland (hierna: SMG), gevestigd te Arnhem,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 oktober 2011 heeft het college aan SMG een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een kalvergierbewerkingsinstallatie aan de Heetkamperweg 6 te Stroe, gemeente Barneveld.
Tegen dit besluit heeft SMG beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
SMG heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 maart 2013, waar SMG, vertegenwoordigd door ir. H. van Veen en ir. E.C. Doekemeijer, en het college, vertegenwoordigd door P.W.T. Rosendaal en J.H.C. Schrik, beiden werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 24 juli 2013 in zaak nr. 201112775/1/A4 heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen tien weken na verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 19 oktober 2011 te herstellen. De tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 11 september 2013 heeft het college het besluit van 19 oktober 2011 gewijzigd.
SMG is in de gelegenheid gesteld haar zienswijzen over het besluit van 11 september 2013 naar voren te brengen. SMG heeft, bij brief van 9 oktober 2013, gereageerd.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat het besluit van 19 oktober 2011 in strijd is met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), nu in dat besluit onvoldoende is onderzocht en gemotiveerd waarom de vergunde opslag van de stoffen Carbo BWB-60 en Denifeed onder het toepassingsbereik van de Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 28 "Vloeibare brandstoffen - ondergrondse tankinstallaties en afleverinstallaties" en de Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 29 "Richtlijn voor bovengrondse opslag van brandbare vloeistoffen in verticale cilindrische tanks" vallen. Verder heeft de Afdeling in de tussenuitspraak overwogen dat voorschrift 7.3.2 ten onrechte aan de vergunning is verbonden.
2. In de tussenuitspraak is het college opgedragen om de hiervoor genoemde gebreken in het besluit van 19 oktober 2011 binnen tien weken na de verzending van de tussenuitspraak te herstellen.
3. Bij het besluit van 11 september 2013 heeft het college het besluit van 19 oktober 2011 gewijzigd door de voorschriften 6.2.1 en 7.3.2 in te trekken en een nieuw voorschrift 6.2.1 aan de vergunning te verbinden. Het besluit van 11 september 2013 is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, zoals dat sinds 1 januari 2013 luidt, mede onderwerp van het geding.
4. SMG heeft in haar reactie van 9 oktober 2013 te kennen gegeven dat zij zich met het besluit van 11 september 2013 kan verenigen. Gelet hierop moet het van rechtswege ontstane beroep van SMG geacht worden te zijn ingetrokken.
5. Gezien de tussenuitspraak is het beroep van SMG tegen het besluit van 19 oktober 2011 gegrond. Dit besluit dient te worden vernietigd. De Afdeling zal evenwel bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, behoudens voor zover het de voorschriften 6.2.1 en 7.3.2 betreft.
6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van 19 oktober 2011 gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 19 oktober 2011, kenmerk 2009-011462/MPM27333;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven, behoudens voor zover het de voorschriften 6.2.1 en 7.3.2 betreft;
IV. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Gelderland aan de stichting Stichting Mestverwerking Gelderland het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 302,00 (zegge: driehonderdtwee euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Van Grinsven
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2013
462-720.