ECLI:NL:RVS:2013:244
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake vreemdelingenbewaring
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 17 mei 2013. De vreemdeling was op 10 december 2012 in vreemdelingenbewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Op 4 april 2013 werd de grondslag van de bewaring gewijzigd naar het bepaalde onder b van dit artikellid. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep tegen het besluit van 4 april 2013, wat leidde tot het hoger beroep van de vreemdeling.
De Raad van State overweegt dat de vreemdeling met haar hoger beroep kennelijk haar doel heeft bereikt, aangezien de maatregel van bewaring op 9 april 2013 op bevel van de rechtbank is opgeheven. Tevens is de vreemdeling een proceskostenvergoeding en een schadevergoeding voor de periode van 12 maart 2013 tot 9 april 2013 toegekend. Gezien deze omstandigheden is er geen grond voor het oordeel dat de vreemdeling nog belang heeft bij de beoordeling van het hoger beroep.
Daarom verklaart de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep niet-ontvankelijk. De beslissing is genomen door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, ambtenaar van staat. De uitspraak is openbaar gedaan op 2 juli 2013.