ECLI:NL:RVS:2013:244

Raad van State

Datum uitspraak
2 juli 2013
Publicatiedatum
10 juli 2013
Zaaknummer
201304711/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake vreemdelingenbewaring

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 17 mei 2013. De vreemdeling was op 10 december 2012 in vreemdelingenbewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Op 4 april 2013 werd de grondslag van de bewaring gewijzigd naar het bepaalde onder b van dit artikellid. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep tegen het besluit van 4 april 2013, wat leidde tot het hoger beroep van de vreemdeling.

De Raad van State overweegt dat de vreemdeling met haar hoger beroep kennelijk haar doel heeft bereikt, aangezien de maatregel van bewaring op 9 april 2013 op bevel van de rechtbank is opgeheven. Tevens is de vreemdeling een proceskostenvergoeding en een schadevergoeding voor de periode van 12 maart 2013 tot 9 april 2013 toegekend. Gezien deze omstandigheden is er geen grond voor het oordeel dat de vreemdeling nog belang heeft bij de beoordeling van het hoger beroep.

Daarom verklaart de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep niet-ontvankelijk. De beslissing is genomen door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, ambtenaar van staat. De uitspraak is openbaar gedaan op 2 juli 2013.

Uitspraak

201304711/1/V3.
Datum uitspraak: 2 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 17 mei 2013 in zaak nr. 13/11139 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2012 is de vreemdeling op de voet van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 in vreemdelingenbewaring gesteld. Bij besluit van 4 april 2013 is de grondslag van de bewaring gewijzigd in het bepaalde onder b van dit artikellid. Deze besluiten zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 17 mei 2013 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van het tegen het besluit van 4 april 2013 ingestelde beroep kennis te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Hetgeen de vreemdeling met haar hoger beroep kennelijk nastreeft is bereikt, aangezien de maatregel van bewaring van 10 december 2012 op 9 april 2013 op bevel van de rechtbank is opgeheven en de vreemdeling proceskostenvergoeding en over de periode van 12 maart 2013 tot 9 april 2013 een schadevergoeding is toegekend.
Voor het oordeel dat de vreemdeling niettemin nog belang heeft bij de beoordeling van het hoger beroep, bestaat geen grond.
2. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Dokkum
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2013
480-750.