ECLI:NL:RVS:2013:248
Raad van State
- Hoger beroep
- A.B.M. Hent
- J. Verbeek
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 1 juli 2013 uitspraak gedaan over een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke op 7 mei 2012 door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 17 januari 2013 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Daarnaast had de vreemdeling op 29 maart 2013 een opvolgende aanvraag ingediend, die eveneens door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft de vreemdeling beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag verklaarde zich onbevoegd en zond het verzoek door naar de Afdeling bestuursrechtspraak.
De voorzitter heeft overwogen dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is ingediend hangende het hoger beroep van de eerdere afwijzing. De voorzitter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van de gevraagde voorziening, omdat niet duidelijk was of en wanneer de vreemdeling zou worden uitgezet. Daarom werd het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.