201304030/1/A4.
Datum uitspraak: 18 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting Buurtschap Heimolen, gevestigd te Bergen op Zoom,
appellante,
en
de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2012 heeft de staatssecretaris op grond van artikel 8c van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (hierna: Revi) ingestemd met toepassing van de rekenmethodiek RISK-NL 4.1 (hierna: het instemmingsbesluit).
Bij ongedateerd besluit, genomen medio maart, heeft de staatssecretaris het door het Buurtschap hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft het Buurtschap beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Het Buurtschap heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 november 2013, waar het Buurtschap, vertegenwoordigd door [secretaris], bijgestaan door mr. J.E. Dijk, advocaat te Haarlem, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. R.G.P. van Slijpe en ing. R. Duba, beiden werkzaam bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8c van de Revi kan de minister, indien de rekenmethodiek Bevi vanwege specifieke omstandigheden niet passend is, op verzoek van het bevoegd gezag besluiten dat een andere, passende rekenmethodiek mag worden toegepast. De toe te passen rekenmethodiek is transparant en reproduceerbaar. Voordat de minister een besluit als bedoeld in de eerste volzin neemt, wint hij advies in bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (hierna: het RIVM).
Ingevolge artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is een beslissing inzake de procedure ter voorbereiding van een besluit niet vatbaar voor bezwaar of beroep, tenzij deze beslissing de belanghebbende los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in zijn belang treft.
2. Het Buurtschap betoogt dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt stelt dat het instemmingsbesluit een voorbereidingsbesluit is als bedoeld in artikel 6:3 van de Awb.
Het Buurtschap voert aan dat het instemmingsbesluit niet alleen TNO Heimolen betreft, maar een bredere strekking heeft, en ook op andere inrichtingen voor de opslag van ontplofbare stoffen van toepassing is. Dit blijkt volgens haar uit de tekst van het instemmingsbesluit, nu die vermeldt dat de instemming ziet op inrichtingen "zoals" TNO Heimolen.
Het Buurtschap voert verder aan dat het instemmingsbesluit mogelijk niet alleen de voor TNO Heimolen op 18 oktober 2010 verleende revisievergunning betreft, maar ook andere besluiten ten behoeve van TNO Heimolen op grond van de Wet milieubeheer of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Bij verlening van een omgevingsvergunning kan immers met een beroep op het instemmingbesluit opnieuw RISK-NL 4.1 worden toegepast, aldus het Buurtschap.
2.1. Artikel 8c van de Revi mag uitsluitend worden toegepast als de rekenmethodiek Bevi vanwege specifieke omstandigheden niet passend is. Bij brief van 19 juli 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom (hierna: het college) de staatssecretaris verzocht "om conform het bepaalde in artikel 8c Revi te besluiten dat de rekenmethodiek, die is gehanteerd in het kader van de revisievergunning voor TNO Heimolen, mag worden toegepast."
Ter onderbouwing van het verzoek wordt door het college verwezen naar de tussenuitspraak van de Afdeling van 13 juni 2012 in zaak nr. 201010257/1/T1/A4 over de bij besluit van 18 oktober 2010 verleende revisievergunning. Dit besluit is bij uitspraak van 29 mei 2013 in zaak nr. 201010257/1/A4 vernietigd. In deze uitspraak is het college opgedragen een nieuw besluit op de aanvraag te nemen.
Naar aanleiding van het verzoek van het college heeft de staatssecretaris advies ingewonnen bij het RIVM. Het RIVM heeft in zijn advies van 29 november 2012 de specifieke situatie bij TNO Heimolen beoordeeld en de rekenmethodiek RISK-NL 4.1 "in het kader van de vergunningverlening voor TNO Heimolen" getoetst aan de daaraan in artikel 8c van de Revi gestelde voorwaarden. Het RIVM concludeert dat RISK-NL 4.1 een passende rekenmethodiek is "voor de casus TNO Heimolen."
De staatssecretaris heeft vervolgens het instemmingsbesluit genomen. Het instemmingsbesluit vermeldt in de eerste alinea dat een verzoek is ingediend om de rekenmethodiek RISK-NL 4.1 te mogen toepassen "voor de inrichting TNO Heimolen te Bergen op Zoom". Het instemmingsbesluit vermeldt in de laatste alinea dat gelet op het verzoek, artikel 8c van de Revi, en het door het RIVM uitgebrachte advies, wordt ingestemd met het toepassen van de rekenmethodiek RISK-NL 4.1 "voor inrichtingen voor de opslag van ontplofbare stoffen, zoals TNO Heimolen te Bergen op Zoom". Het verzoek, de toepassing van artikel 8c en het advies zijn uitsluitend gericht op en beperkt tot TNO Heimolen te Bergen op Zoom.
De staatssecretaris vermeldt ten slotte in de aanhef van het bestreden besluit dat een bezwaarschrift is ingediend tegen "mijn besluit van 17 december 2012 (…) tot instemming met het gebruik van de rekenmethode RISK-NL 4.1. (…) voor de inrichting TNO Heimolen te Bergen op Zoom". Het bestreden besluit vermeldt voorts dat het betreft "mijn instemming met de toepassing van een andere rekenmethodiek (…) ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4 van de Wet milieubeheer".
2.2. Gelet op al het bovenstaande is de Afdeling van oordeel dat, zoals de staatssecretaris ter zitting ook te kennen heeft gegeven, de vermelding in het instemmingsbesluit dat de instemming ziet op inrichtingen "zoals" TNO Heimolen als een kennelijke verschrijving moet worden aangemerkt. Het instemmingsbesluit betreft uitsluitend TNO Heimolen te Bergen op Zoom.
De Afdeling is voorts van oordeel dat, zoals de staatssecretaris ter zitting heeft bevestigd, het instemmingsbesluit uitsluitend dient ter voorbereiding van het door het college te nemen besluit op de aanvraag van de revisievergunning op grond van de Wet milieubeheer voor TNO Heimolen te Bergen op Zoom.
Het betoog van het Buurtschap dat het instemmingsbesluit een bredere strekking heeft, faalt.
2.3. Niet gesteld en ook niet gebleken is dat het Buurtschap door het instemmingsbesluit, los van het voor te bereiden besluit, rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen. In het kader van het nieuw te nemen besluit door het college op de aanvraag van de revisievergunning kan immers aan de orde worden gesteld of terecht is ingestemd met de rekenmethodiek RISK-NL 4.1. Het instemmingsbesluit is dan ook aan te merken als voorbereidingsbesluit in de zin van artikel 6:3 van de Awb.
2.4. Het instemmingsbesluit is derhalve niet vatbaar voor bezwaar en beroep. Gelet hierop heeft de staatssecretaris het bezwaar van het Buurtschap tegen het instemmingsbesluit terecht niet-ontvankelijk verklaard.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. T.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Van Grinsven
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2013
584.