ECLI:NL:RVS:2013:2514

Raad van State

Datum uitspraak
11 december 2013
Publicatiedatum
18 december 2013
Zaaknummer
201307671/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing bestemmingsplan en voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Raad van State, gedateerd 11 december 2013, wordt een verzoek om voorlopige voorziening behandeld in het kader van een beroepsprocedure tegen het bestemmingsplan 'Buitengebied en Plan-MER' van de gemeente Landerd. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft de verzoeken van twee verzoeksters, gevestigd in Schaijk, om schorsing van bepaalde plandelen van het bestemmingsplan beoordeeld. De verzoeksters vreesden onomkeerbare gevolgen van de vastgestelde bestemmingen voor hun bedrijven en de ecologische waarden in de omgeving. De voorzitter heeft vastgesteld dat de raad van de gemeente Landerd bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de verzoeksters en de bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De voorzitter heeft geoordeeld dat de gewijzigde bestemmingen, die onder andere de opslag van antiek en recreatieve doeleinden mogelijk maken, niet in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving en dat de raad onvoldoende bescherming biedt tegen mogelijke aantastingen van de EHS. Daarom heeft de voorzitter besloten om het besluit van de raad van de gemeente Landerd te schorsen voor de betrokken plandelen. Tevens is de raad veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan verzoekster sub 1 en het griffierecht aan beide verzoeksters. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige afwegingen bij de vaststelling van bestemmingsplannen en de bescherming van ecologische waarden.

Uitspraak

201307671/2/R3.
Datum uitspraak: 11 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoekster sub 1], gevestigd te Schaijk, gemeente Landerd,
2. [verzoekster sub 2], gevestigd te Schaijk, gemeente Landerd, en anderen,
en
de raad van de gemeente Landerd,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 mei 2013, kenmerk 2013/1333, heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied en Plan-MER" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekster sub 1] en [verzoekster sub 2] en anderen beroep ingesteld.
Zij hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 28 november 2013, waar [verzoekster sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. C.J. Driessen, advocaat te Beers (NB), [verzoekster sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door R.H.A. Peters, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Recreatieoord De Maashorst B.V., vertegenwoordigd door W. Hofmans en S. Milenkovic, gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Het verzoek van [verzoekster sub 1]
2. [verzoekster sub 1] richt zich in het beroepschrift tegen het plandeel met de bestemming "Bedrijf" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 17" aan de [locatie]. Zij voert aan dat de raad het bijbehorende artikel 7, lid 7.1, onder 7.1.2, onder a, van de planregels ten onrechte gewijzigd heeft vastgesteld ten opzichte van het ontwerpplan, door het type bedrijf te wijzigen van "opslag, groothandel in antiek" in "opslag antiek". Zij beoogt met haar verzoek onomkeerbare gevolgen voor de bestaande groothandel te voorkomen.
2.1. Ter zitting heeft de raad te kennen gegeven dat hij heeft beoogd in het plan de bestaande opslag en groothandel van [verzoekster sub 1] ter plaatse mogelijk te maken. Het plan is volgens de raad gewijzigd vastgesteld om te voorkomen dat de opslag van andere goederen dan antiek mogelijk is.
2.2. De voorzitter overweegt dat met de gewijzigde vaststelling, gelet op artikel 7, lid 7.1, onder 7.1.2., onder a, van de planregels uitsluitend de opslag van en niet de groothandel in antiek is toegestaan, waardoor de raad in zoverre niet heeft mogelijk gemaakt wat hij heeft beoogd. De voorzitter verwacht derhalve dat het bestreden besluit in zoverre niet in stand zal blijven in de bodemprocedure. Gelet daarop ziet de voorzitter aanleiding het bestreden besluit in zoverre bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen.
Het verzoek van [verzoekster sub 2] en anderen
3. [verzoekster sub 2] en anderen richten zich in hun beroepschrift tegen het plandeel met de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" ter plaatse van het Recreatieoord De Maashorst, voor zover dit plandeel bij de vaststelling is uitgebreid met gronden die in het ontwerpplan nog de bestemming "Bos" hadden. Zij vrezen door deze gewijzigde vaststelling een aantasting van de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS) ter plaatse in strijd met de Verordening ruimte 2012 van de provincie Noord-Brabant. Door de gewijzigde vaststelling zijn ook evenementen en de huisvesting van arbeidsmigranten met een tijdelijk contract mogelijk op deze gronden. De raad heeft volgens [verzoekster sub 2] en anderen onvoldoende rekening gehouden met de gevolgen voor hun woning aan de Rijksweg 4 en hun bedrijf aan de Rijksweg 5. Zij beogen een schorsing teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat bij de vaststelling het plandeel met de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" is uitgebreid, overeenkomstig de in het vorige plan toegekende medebestemming "Recreatieve doeleinden". Door het verplicht stellen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is de bescherming van de EHS volgens de raad voldoende gewaarborgd. De mogelijkheid van evenementen leidt verder, mede gelet op de benodigde evenementenvergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV), niet tot onaanvaardbare overlast, aldus de raad.
3.2. Artikel 4.2, eerste lid, van de Verordening ruimte 2012 bepaalt dat een bestemmingsplan dat is gelegen in de EHS:
a. strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden;
b. regels stelt ter bescherming van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden en daarbij rekening houdt met de overige aanwezige waarden en kenmerken, waaronder de cultuurhistorische waarden en kenmerken.
Ingevolge het tweede lid bepaalt een bestemmingsplan, in afwijking van het eerste lid, zolang de EHS niet is gerealiseerd, dat de bestaande bebouwing en de bestaande planologische gebruiksactiviteit zijn toegelaten.
3.3. Bij de vaststelling van het plan heeft de raad de bestemming van gronden in de noordwestelijke hoek van het recreatieoord gewijzigd van "Bos" in "Recreatie - Verblijfsrecreatie". Ten behoeve van die bestemming geven de planregels bouwmogelijkheden voor bedrijfsgebouwen, recreatieve nachtverblijven en bijgebouwen. De betreffende gronden, die zijn gelegen binnen de EHS, hebben verder de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning natuur" gekregen.
In het vorige plan hadden deze gronden de bestemming "Multifunctioneel Bos", waarbinnen geen bebouwing was toegestaan. Gelet op het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 25 januari 2005, waarin het goedkeuring heeft onthouden aan de in het vorige plan toegekende medebestemming "Recreatieve doeleinden" ter plaatse van het recreatieoord, gold alleen die bosbestemming. Het plan voorziet ter plaatse derhalve in nieuwe bouw- en gebruiksmogelijkheden ten opzichte van het vorige plan.
Ter bescherming van de EHS is in de planregels een stelsel opgenomen waarbij voor de uitvoering van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is, die slechts kan worden verleend indien de werken of werkzaamheden geen onevenredige aantasting tot gevolg hebben van de waarden van de EHS. De voorzitter is er op voorhand niet van overtuigd dat dit voldoende bescherming biedt en dat het plan in zoverre in overeenstemming is met de Verordening ruimte 2012. Daartoe overweegt de voorzitter dat deze planregels weliswaar met betrekking tot de betreffende werken en werkzaamheden in bescherming voorzien, maar dat hieruit niet volgt dat al het bouwen en gebruik dat kan leiden tot een aantasting van de EHS in het plan is uitgesloten. Daarbij is van belang dat in de bouwregels geen nadere beperkingen zijn opgenomen voor de gronden binnen de EHS. In het licht van het vorenstaande hebben [verzoekster sub 2] en anderen er terecht op gewezen dat, gelet op de bestemming, onder meer de plaatsing van nieuwe stacaravans mogelijk is, zonder dat daarvoor werken of werkzaamheden moeten worden verricht waarvoor een omgevingsvergunning nodig is.
De bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" laat voorts evenementen toe op de gronden. Hoewel in artikel 18, lid 18.1, onder 18.1.2, onder f, van de planregels beperkingen zijn opgenomen over de soort en de duur van de evenementen, stelt het plan geen beperkingen aan het maximale aantal bezoekers per evenement en het aantal evenementen. Nu dit relevant is voor de ruimtelijke uitstraling en de ruimtelijke aanvaardbaarheid van evenementen ter plaatse, onder meer met het oog op de EHS en het woon- en leefklimaat ter plaatse van het perceel Rijksweg 4, heeft de raad naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet kunnen volstaan met de opgenomen planregel. Voor zover de raad wijst op de benodigde evenementenvergunning op grond van de APV, leidt dit niet tot een ander voorlopig oordeel, nu de regeling in de APV over die vergunning met name is ingegeven vanuit het oogpunt van handhaving van de openbare orde, en niet vanuit de planologische aanvaardbaarheid.
3.4. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen en gelet op de betrokken belangen aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. In verband hiermee behoeft het betoog over de huisvesting van arbeidsmigranten geen bespreking.
Proceskosten
4. De raad dient ten aanzien van het verzoek van [verzoekster sub 1] op de hierna te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van het verzoek van [verzoekster sub 2] en anderen is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Landerd van 23 mei 2013, kenmerk 2013/1333, voor zover het betreft de vaststelling van:
a. het plandeel met de bestemming "Bedrijf" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 17" aan de [locatie] te Schaijk;
b. het plandeel met de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" aan de Palmstraat 7 te Schaijk, voor zover het betreft de gronden die in het ontwerpbestemmingsplan de bestemming "Bos" hadden;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Landerd tot vergoeding van bij [verzoekster sub 1] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 514,08 (zegge: vijfhonderdveertien euro en acht cent), waarvan € 472,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de raad van de gemeente Landerd aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) voor [verzoekster sub 1] en € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) voor [verzoekster sub 2] en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Lap
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2013
288-715.