ECLI:NL:RVS:2013:2515

Raad van State

Datum uitspraak
13 december 2013
Publicatiedatum
18 december 2013
Zaaknummer
201307330/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • R.E.A. Matulewicz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bestemmingsplan Nuenen-Noordwest wegens strijd met zorgvuldigheidsbeginsel

Op 13 december 2013 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening in het geding tussen verzoekers [verzoeker A] en [verzoeker B] en de raad van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten. Het verzoek volgde op het besluit van de raad van 27 juni 2013, waarbij het bestemmingsplan "Nuenen-Noordwest" werd vastgesteld. Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen dit besluit en vroegen de voorzitter om een voorlopige voorziening te treffen. Tijdens de zitting op 9 december 2013 zijn verzoekers en de raad, vertegenwoordigd door C.M.G. Schoof, verschenen.

De voorzitter overwoog dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Verzoekers betoogden dat de raad de aanduiding "bouwvlak" ten onrechte had vastgesteld voor een perceelgedeelte van ongeveer 90 m². De raad erkende dat dit bouwvlak abusievelijk was opgenomen. De voorzitter verwachtte dat in de hoofdzaak het bestreden besluit in zoverre zou worden vernietigd wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Om onomkeerbare gevolgen te voorkomen, schorste de voorzitter het plan voor het gedeelte met de aanduiding "bouwvlak".

Daarnaast richtten verzoekers zich tegen andere aanduidingen binnen het bestemmingsplan, maar de voorzitter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening met betrekking tot deze punten. De raad werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan verzoekers, die gezamenlijk één verzoekschrift hadden ingediend. De voorzitter gelastte ook de terugbetaling van het griffierecht aan verzoekers. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 december 2013.

Uitspraak

201307330/2/R3.
Datum uitspraak: 13 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Nuenen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Nuenen-Noordwest" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker A] en [verzoeker B] beroep ingesteld.
Bij afzonderlijke brief hebben [verzoeker A] en [verzoeker B] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 december 2013, waar [verzoeker A] en [verzoeker B] en de raad, vertegenwoordigd door C.M.G. Schoof, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Binnen het plandeel met de bestemming "Gemengd" op het perceel [locatie] zijn twee bouwvlakken opgenomen.
3. [verzoeker A] en [verzoeker B] betogen dat de raad de aanduiding "bouwvlak", die over een perceelgedeelte ter grootte van ongeveer 90 m² is aangebracht, voor het plandeel met de bestemming "Gemengd" op het perceel [locatie] ten onrechte heeft vastgesteld.
3.1. De raad heeft erkend dat voornoemd bouwvlak abusievelijk is opgenomen. Gelet hierop verwacht de voorzitter dat in de hoofdzaak zal worden geoordeeld dat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen ziet de voorzitter aanleiding het plan, voor zover het betreft de aanduiding "bouwvlak", die over een perceelgedeelte ter grootte van ongeveer 90 m² is aangebracht, voor het plandeel met de bestemming "Gemengd" op het perceel [locatie], te schorsen.
4. [verzoeker A] en [verzoeker B] richten zich voorts tegen de aanduidingen "bouwvlak", die over een perceelgedeelte ter grootte van ongeveer 1.250 m² is aangebracht, en "maximum bebouwd oppervlak (m²) = 850" voor het plandeel met de bestemming "Gemengd" op het perceel [locatie]. Met het verzoek beogen zij overlast in verband met de sloop en de herbouw van gebouwen elders binnen dit bouwvlak te voorkomen.
4.1. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat voor het overgrote deel van de bestaande bebouwing op het perceel [locatie], dat binnen het bouwvlak met een omvang van ongeveer 1.250 m² staat, een onherroepelijke bouwvergunning is verleend. Het bouwvlak is vergroot teneinde alle bestaande bebouwing binnen het bouwvlak op te nemen. De voorzitter acht het onaannemelijk dat de eigenaar van voornoemd perceel voordat in de hoofdzaak op de beroepen zal zijn beslist de bestaande bebouwing zal slopen en alsdan een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen in zal dienen. De voorzitter gaat ervan uit dat, mocht desondanks een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen worden ingediend, [verzoeker A] en [verzoeker B] daarvan op de hoogte worden gesteld. Over de vrees voor sloop van de bebouwing op het perceel overweegt de voorzitter dat een bestemmingsplan niet ziet op sloop van bebouwing, maar op de bestemming die aan gronden wordt toegekend en waarmee de bebouwing in overeenstemming dient te zijn.
Gelet op het voorgaande is er in zoverre geen spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening.
5. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Omdat [verzoeker A] en [verzoeker B] gezamenlijk één verzoekschrift hebben ingediend, wordt ten behoeve van één van hen reis- en verletkosten toegekend. Nu de opgegeven verletkosten van [verzoeker B] niet zijn onderbouwd, is het bedrag daarvoor vastgesteld aan de hand van de gegevens van [verzoeker A].
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten van 27 juni 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Nuenen-Noordwest" voor zover het betreft de aanduiding "bouwvlak", die over een perceelgedeelte ter grootte van ongeveer 90 m² is aangebracht, voor het plandeel met de bestemming "Gemengd" op het perceel [locatie];
II. wijst het verzoek voor het overige af;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten tot vergoeding van bij [verzoeker A] en [verzoeker B] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 161,78 (zegge: honderdeenenzestig euro en achtenzeventig cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten aan [verzoeker A] en [verzoeker B] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Matulewicz
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 december 2013
45-709.