201209423/1/R4.
Datum uitspraak: 24 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Supravast B.V. en Supravast I B.V., (hierna tezamen en in enkelvoud: Supravast), beide gevestigd te Heerhugowaard,
2. [appellant sub 2A], wonende te Castricum, en [appellant sub 2B], wonend te Amsterdam,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Tynaarlo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 juni 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Centrumplan Eelde" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben Supravast, [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Supravast, [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 februari 2013, waar Supravast, [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], vertegenwoordigd door mr. A. Kamphuis, advocaat te Amsterdam, en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door F.A. Rozema, werkzaam bij de gemeente, A. Hamstra, W. van Winkoop, en mr. K. Markerink, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 22 mei 2013, nr. 201209423/1/T1/R4, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van de tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het besluit van 19 juni 2012 alsnog toereikend te motiveren dan wel dat besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij brief van 8 oktober 2013 heeft de raad het besluit van 19 juni 2012 waarbij het bestemmingsplan is vastgesteld, nader gemotiveerd.
Supravast, [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] zijn in de gelegenheid gesteld zienswijzen naar voren te brengen over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld.
Supravast, [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hebben zienswijzen naar voren gebracht.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De Afdeling heeft bij de tussenuitspraak onder 10.1 overwogen dat aan de gronden van Supravast, [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] deels de bestemmingen "Verkeer-Parkeerterrein" en "Verkeer-Verblijfsgebied" zijn toegekend, dat de bestaande winkels in zoverre niet als zodanig zijn bestemd en dat dit aanvaardbaar is indien het voldoende aannemelijk is dat de nieuwe bestemmingen binnen tien jaar zullen worden gerealiseerd. De Afdeling heeft voorts overwogen dat niet is gebleken dat de ontwikkelaars bereid en in staat zijn de percelen van Supravast, [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] aan te kopen, dat evenmin is gebleken dat de raad bereid is zo nodig tot aankoop dan wel tot onteigening over te gaan en dat ook niet aannemelijk is geworden dat de gemeente over de daartoe vereiste middelen beschikt. De Afdeling heeft geconcludeerd dat de raad niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is.
2. Gelet op de tussenuitspraak is het beroep van Supravast, [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] tegen het besluit van 19 juni 2012 gegrond. Het besluit van 19 juni 2012 dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
3. In de brief van 8 oktober 2013 heeft de raad naar aanleiding van de tussenuitspraak het besluit van 19 juni 2012 nader gemotiveerd door te vermelden dat een conceptovereenkomst tot aankoop van de eigendommen van Supravast, [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] door de beoogde, nieuwe, ontwikkelaar is opgesteld, hetgeen er volgens de raad toe heeft geleid dat de economische uitvoerbaarheid van het plan is gegarandeerd. De raad is van mening dat geen noodzaak bestaat voor een garantie door de gemeente voor aankoop of onteigening van de percelen van Supravast, [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B].
4. Supravast, [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] stellen dat de ontwikkelaar geen overeenstemming met hen heeft bereikt over de aankoop van hun eigendommen. Volgens hen is het niet aannemelijk dat het bestemmingsplan binnen 10 jaar kan worden uitgevoerd.
5. Bij brief van 14 november 2013 heeft de raad erkend dat het Supravast, [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en de beoogde ontwikkelaar niet is gelukt om tot overeenstemming te komen.
6. De Afdeling is, gelet hierop, van oordeel dat de raad nog steeds niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is. Overeenstemming tussen Supravast, [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en de beoogde ontwikkelaar is niet bereikt. De raad heeft ook niet te kennen gegeven dat zo nodig tot aankoop dan wel onteigening van de gronden van Supravast, [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] zal worden overgegaan en dat daarvoor voldoende middelen beschikbaar zijn. Evenmin heeft de raad een andere planregeling vastgesteld. Het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek is niet hersteld. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding de rechtsgevolgen van het besluit van 19 juni 2012 in stand te laten.
7. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
8. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Centrumplan Eelde" van de raad van de gemeente Tynaarlo van 19 juni 2012, kenmerk 17;
III. draagt de raad van de gemeente Tynaarlo op om binnen vier weken na de verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Tynaarlo tot vergoeding van bij de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Supravast B.V. en Supravast I B.V., [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.180,00 (zegge: elfhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
V. gelast dat de raad van de gemeente Tynaarlo aan de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Supravast B.V. en Supravast I B.V., [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Bijleveld
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2013
433.