201211254/1/A4.
Datum uitspraak: 10 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Den Haag,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 juli 2012 heeft het college zijn beslissing om op
13 juni 2012 spoedeisende bestuursdwang jegens [appellant] toe te passen wegens het onjuist ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 119,00) voor rekening van [appellant] komen.
Bij besluit van 24 oktober 2012 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 juni 2013, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door G.J.N. Hazenkamp, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag stelt het college de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.
Ingevolge het tweede lid is het verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden aan te bieden dan krachtens het eerst lid is bepaald.
Ingevolge artikel 6, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag is het aanbieden van inzamelmiddelen toegestaan vanaf 22.00 uur op de avond voorafgaand aan de dag van inzameling tot 7.45 uur op de dag van de inzameling zelf.
2. De toepassing van bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een afvalzak die op 13 juni 2012 ter hoogte van het perceel [locatie] te Den Haag is aangetroffen. Volgens het college is de afvalzak om 9.54 uur aangetroffen. Omdat in de afvalzak een poststuk is gevonden met daarop de adresgegevens van [appellant], heeft het college hem aangemerkt als overtreder.
3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 19 december 2007 in zaak nr. 200705789/1, zal in de regel mogen worden aangenomen dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is. Dit geldt echter niet voor personen van wie het op grond van door hen geleverd tegenbewijs niet aannemelijk is dat zij het te handhaven voorschrift daadwerkelijk hebben geschonden.
4. [appellant] betoogt dat het college niet met overtuigend bewijs heeft aangetoond dat hij de afvalzak te laat heeft aangeboden. Hij stelt dat hij zijn afvalzakken altijd op tijd aanbiedt. Een logischer verklaring voor het feit dat de afvalzak buiten de vastgestelde tijden is aangetroffen, is naar zijn mening dat de inzameldienst de afvalzak niet heeft opgehaald.
4.1. Aan het besluit van 18 juli 2012 is een rapport van een toezichthouder van de gemeente Den Haag van 13 juni 2012 ten grondslag gelegd. De toezichthouder verklaart in het rapport dat de afvalzak op 13 juni 2012 om 9.54 uur is aangetroffen ter hoogte van het perceel [locatie]. De enkele stelling van [appellant] dat hij zijn afvalzakken altijd op tijd aanbiedt, geeft geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid van het rapport. Het college heeft voorts onweersproken gesteld dat er geen klachten zijn binnengekomen over het niet ophalen van huisvuil op 12 juni 2012 in de Vondelstraat en dat de inzameldienst desgevraagd te kennen heeft gegeven dat het huisvuil in de Vondelstraat op die dag is opgehaald. Gelet hierop is niet aannemelijk gemaakt dat de inzameldienst de afvalzak niet heeft opgehaald. Onder deze omstandigheden, en in aanmerking genomen dat de aangetroffen afvalzak tot [appellant] kan worden herleid, heeft het college [appellant] terecht als overtreder aangemerkt.
Het betoog faalt.
5. [appellant] betoogt dat het college ten onrechte tweemaal spoedeisende bestuursdwang heeft toegepast ten aanzien van dezelfde afvalzak en de kosten daarvan ten onrechte zowel bij hem als bij zijn vriendin in rekening heeft gebracht.
5.1. Op 13 juni 2012 is, naar het college onweersproken heeft gesteld, naast de afvalzak die tot [appellant] te herleiden is, een afvalzak aangetroffen met daarin een poststuk gericht aan zijn vriendin. Nu aldus twee afvalzakken zijn aangetroffen, doet zich niet de situatie voor dat ten aanzien van dezelfde afvalzak twee keer bestuursdwang is toegepast.
Het betoog faalt.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van staat.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2013
457-784.