201211331/1/R2.
Datum uitspraak: 10 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Ermelo,
en
de raad van de gemeente Ermelo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 oktober 2012 met kenmerk 12069286 heeft de raad het bestemmingsplan "Reparatie Buitengebied Midden-West" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 april 2013, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.C.T. Wossink en drs. S. Veltmaat, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een actualisering van het planologisch regime voor die plandelen van het bestemmingsplan "Buitengebied Midden-West" waaraan goedkeuring is onthouden onderscheidenlijk waarvan de goedkeuring is vernietigd.
Het beroep van [appellant] richt zich tegen de bestemming "Agrarisch" met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteit toegestaan" in de verbeelding ter hoogte van de binnenspeeltuin "Boerderijpret" en de bestemming "Verkeer" in de verbeelding gelegen langs de gronden die zijn gelegen aan de Oude Telgterweg 253-255. Op de papieren verbeelding is de Oude Telgterweg 253-255 aangeduid met het voormalige adres, de Telgterbuurtweg 32.
Op 22 maart 1984 is voor de gronden van [appellant] het bestemmingsplan "Buitengebied 1983" vastgesteld. Op 2 juli 2004 is voor een deel van de gronden van [appellant] het bestemmingsplan "Wijziging nummer 66 Buitengebied 1983" vastgesteld. Op 9 juli 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Midden-West" vastgesteld, waaraan door het college van gedeputeerde staten goedkeuring is onthouden voor zover het onder meer de gronden van [appellant] betreft. Aldus gold voorafgaand aan de inwerkingtreding van het plan voor de gronden van [appellant] voor een deel het bestemmingsplan "Wijziging nummer 66 Buitengebied 1983" en voor een deel het bestemmingsplan "Buitengebied 1983". Het samenstel van plannen dat gold voor de gronden van [appellant] zal hierna worden aangeduid als: de vorige planregeling.
3. [appellant] betoogt dat de raad ten onrechte niet op zijn zienswijze is ingegaan.
3.1. De raad heeft zich in de zienswijzennota weliswaar op het standpunt gesteld dat enkele onderdelen van de zienswijze van [appellant] niet ontvankelijk zijn, maar heeft elk onderdeel van de zienswijze inhoudelijk besproken. Naar aanleiding van de zienswijze van [appellant] heeft de raad het plan gewijzigd vastgesteld. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de zienswijze van [appellant] niet bij de vaststelling van het plan heeft betrokken.
Het betoog faalt.
4. [appellant] stelt dat de kinderspeelboerderij in het plan ten onrechte is bestemd als nevenactiviteit bij zijn agrarisch bedrijf. [appellant] wijst in dit verband op de vorige planregeling, waaruit volgens [appellant] blijkt dat de kinderspeelboerderij niet ondergeschikt hoefde te zijn aan het agrarisch bedrijf. Voorts stelt [appellant] dat het gebruik van de kinderspeelboerderij ook feitelijk niet ondergeschikt is aan de agrarische activiteiten.
4.1. De raad betoogt dat hij de planologische mogelijkheden uit de vorige planregeling heeft overgenomen. Voorts is de ruimtelijke uitstraling van zelfstandige dagrecreatieve activiteiten volgens de raad te groot om naast de agrarische activiteiten toe te laten.
4.2. In de verbeelding behorende bij het plan hebben de gronden van [appellant] grotendeels de bestemming "Agrarisch" met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteit toegestaan".
Ingevolge artikel 1, lid 1.7, van de planregels is een agrarische nevenactiviteit een bedrijfsmatige dan wel hobbymatige activiteit, waarbij de activiteit in ruimtelijk, functioneel en economisch opzicht ondergeschikt blijft aan de hoofdfunctie.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, zijn de gronden die zijn aangewezen als "Agrarisch" bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf met dien verstande dat aan de Oude Telgterweg 253 en 255 een kinderspeelboederij als nevenactiviteit gedreven mag worden.
4.3. Op de plankaarten behorende bij de vorige planregeling waren de gronden van [appellant] ter plaatse van de kinderspeelboerderij bestemd als "Agrarisch gebied A" met de aanduiding "(ks)".
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de planvoorschriften waren de gronden die zijn aangewezen als "Agrarisch gebied A" met aanduiding "(ks)" mede bestemd voor een kinderspeelboerderij.
4.4. Anders dan de raad ter zitting heeft betoogd, volgt uit de planregels van de vorige planregeling niet dat het gebruik van de kinderspeelboerderij ondergeschikt moet zijn aan de agrarische activiteiten op de gronden [appellant].
Ter zitting is gebleken dat de bedrijfsactiviteiten bestaan uit het houden van vijftien paarden en het exploiteren van een boerencamping en een kinderspeelboerderij, waarbij [appellant] voor zijn inkomsten hoofdzakelijk afhankelijk is van de kinderspeelboerderij.
Nu de raad een onjuiste uitleg aan de vorige planregeling geeft en de kinderspeelboerderij in economisch opzicht niet ondergeschikt is aan de agrarische activiteiten op de gronden van [appellant], is de raad in de aan het plan ten grondslag liggende belangenafweging niet van het juiste gewicht van het belang van [appellant] uitgegaan. In zoverre berust het besluit niet op een zorgvuldige belangenafweging.
Het betoog slaagt.
5. [appellant] stelt dat de raad ten onrechte aan een deel van zijn gronden de bestemming "Verkeer" heeft toegekend. Daartoe voert [appellant] aan dat de bestemming "Verkeer" tot ondoelmatige versnippering van zijn perceel leidt en dat deze gronden voorheen ten behoeve van zijn activiteiten gebruikt mochten worden.
Voorts stelt [appellant] dat de toegangsweg tot de binnenspeeltuin geen verbindingsweg is en door hemzelf wordt onderhouden.
5.1. De raad betoogt dat hij aan de weg de bestemming "Verkeer" heeft kunnen toekennen nu deze weg van oudsher een verbindingsweg is die vanuit het buurtschap Telgt naar de gemeente Putten leidt.
5.2. In de verbeelding is aan een deel van de gronden van [appellant] de bestemming "Verkeer" toegekend.
Ingevolge artikel 6, lid 6.1, van de planregels zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden bestemd voor wegen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen, één en ander met bijbehorende bebouwing en voorzieningen.
5.3. In de vorige planregeling hadden de gronden van [appellant] waaraan in het plan de bestemming "Verkeer" is toegekend de bestemming "Agrarisch gebied A" met aanduiding "(ks)". Het plan wijzigt de bestemming ter plaatse van de weg in de bestemming "Verkeer" waardoor [appellant] niet langer de mogelijkheid heeft om deze gronden ten behoeve van zijn activiteiten te gebruiken. De raad geeft er geen blijk van dat te hebben onderkend en in de belangenafweging te hebben betrokken, nu de raad met betrekking tot deze verkeersbestemming verwijst naar het bestemmingsplan "Buitengebied Midden-West" waarin deze strook met de bestemming verkeer reeds was opgenomen. Aan dit plandeel is evenwel goedkeuring onthouden. Ook in zoverre is het plan in strijd met de daarbij te betrachten zorgvuldigheid vastgesteld.
Het betoog slaagt.
6. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de vaststelling van de plandelen met de bestemmingen "Agrarisch" en "Verkeer" die betrekking hebben op de gronden die zijn gelegen aan de Oude Telgterweg 253-255, voorheen Telgterbuurtweg 32, is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
7. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van 11 oktober 2012 met kenmerk 12069286 voor zover dat betreft de plandelen met de bestemmingen "Agrarisch" en "Verkeer" die betrekking hebben op de gronden die zijn gelegen aan de Oude Telgterweg 253-255, voorheen Telgterbuurtweg 32;
III. draagt de raad van de gemeente Ermelo op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Ermelo tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 981,48 (zegge: negenhonderdeenentachtig euro en achtenveertig cent), waarvan € 944,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Ermelo aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Baaren, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Van Baaren
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2013
579-779.