ECLI:NL:RVS:2013:263

Raad van State

Datum uitspraak
10 juli 2013
Publicatiedatum
10 juli 2013
Zaaknummer
201211946/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Dorpsstraat 73 te Ohé en Laak en de ontvankelijkheid van de beroepen

Op 1 november 2012 heeft de raad van de gemeente Maasgouw het bestemmingsplan "Dorpsstraat 73 te Ohé en Laak" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben twee appellanten, wonend in Ohé en Laak, beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 4 juni 2013 behandeld. De appellanten hebben geen zienswijze ingediend tijdens de ter inzage legging van het ontwerpplan, wat hen de ontvankelijkheid van hun beroep ontneemt. De Afdeling overweegt dat de appellanten redelijkerwijs verweten kan worden dat zij niet tijdig een zienswijze hebben ingediend. De stelling van appellant sub 2 dat hij in het buitenland verbleef tijdens de ter inzage legging, wordt verworpen, omdat hij iemand had kunnen inschakelen om relevante kennisgevingen te controleren. Ook de argumenten over de onduidelijkheid van de kennisgeving en de veronderstelling dat het ontwerpplan later ter inzage zou komen, worden niet geaccepteerd. De Afdeling concludeert dat de kennisgeving correct is gepubliceerd en dat de beroepen van beide appellanten niet-ontvankelijk zijn. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee leden van de Afdeling, in aanwezigheid van een ambtenaar van staat, en is openbaar uitgesproken op 10 juli 2013.

Uitspraak

201211946/1/R1.
Datum uitspraak: 10 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Ohé en Laak, gemeente Maasgouw, en anderen,
2. [appellant sub 2], wonend te Ohé en Laak, gemeente Maasgouw,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Maasgouw,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 november 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Dorpsstraat 73 te Ohé en Laak" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 2] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 juni 2013, waar [appellant sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door mr. C.C. van Vliet, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Het plan
1. Het plan maakt op het perceel Dorpsstraat 73 recreatieappartementen, een Bed & Breakfast en een bedrijfswoning mogelijk. Voorts wordt ten noorden van dit perceel een parkeerterrein mogelijk gemaakt.
Ontvankelijkheid
Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
[appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht bij de raad.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, zoals dit luidde ten tijde van belang, en artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Deze omstandigheid doet zich niet voor. Voor zover [appellant sub 2] aanvoert dat de kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpplan plaatsvond in de periode dat hij in het buitenland verbleef, wordt overwogen dat hij iemand anders, zoals zijn raadsman, had kunnen inschakelen om gedurende zijn afwezigheid na te gaan of voor hem relevante kennisgevingen waren gepubliceerd. [appellant sub 2] heeft verder aangevoerd dat de melding van de website www.overheid.nl dat de kennisgeving van het ontwerpplan in de Staatscourant was gepubliceerd onduidelijk was, omdat in de titel daarvan niet de naam van het ontwerpplan stond. Ook heeft hij aangevoerd dat hij in de veronderstelling verkeerde dat het ontwerpplan pas later ter inzage zou worden gelegd, omdat was besloten om een andere locatie te zoeken voor een geplande camping ten behoeve waarvan het parkeerterrein mogelijk zou worden gemaakt. Deze omstandigheden nemen evenwel niet weg dat de kennisgeving overeenkomstig de wettelijke voorschriften in een huis- aan huisblad en de Staatscourant is gepubliceerd. Voor zover [appellant sub 2] aanvoert dat de gemachtigde van [appellant sub 1] niet op de hoogte is gesteld van het ontwerpplan, terwijl zij daar wel om had verzocht, wordt overwogen dat het ontwerpplan niet op grond van artikel 3:13 van de Awb aan belanghebbenden behoefde te worden toegestuurd, nu een bestemmingsplan niet tot één of meer belanghebbenden is gericht, nog daargelaten dat deze omstandigheid geen betrekking heeft op [appellant sub 2]. Wat betreft de stelling van [appellant sub 2] dat het plandeel voor het voorziene parkeerterrein in tegenstelling tot het plandeel met de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" niet zichtbaar was op de website www.ruimtelijkeplannen.nl, overweegt de Afdeling dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat het ontwerpplan correct is gepubliceerd op deze website, maar dat alleen het plandeel met de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" direct zichtbaar was, omdat voor de gronden waarop dat plandeel ziet nog geen digitaal bestemmingsplan was vastgesteld. De gronden waarop het plandeel voor het voorziene parkeerterrein ziet, waren reeds opgenomen in een digitaal vastgesteld bestemmingsplan, zodat ter plaatse van deze gronden in eerste instantie het geldende bestemmingsplan werd weergegeven. Als [appellant sub 2] de naam van het ontwerpplan had aangeklikt, zou volgens de raad het gehele ontwerpplan zijn weergegeven. Naar het oordeel van de Afdeling lag het op de weg van [appellant sub 2] om de naam van het ontwerpplan aan te klikken. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat in de kennisgeving stond dat het plangebied op twee kadastrale percelen zag en dat onder meer een parkeervoorziening mogelijk zou worden gemaakt en dat [appellant sub 2] wist van het voornemen van de initiatiefnemer om een parkeerterrein ten noorden van het perceel Dorpsstraat 73 te realiseren. Hij had derhalve kunnen begrijpen dat het ontwerpplan niet alleen betrekking had op het plandeel met de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie".
De beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] en anderen zijn niet-ontvankelijk.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en drs. W.J. Deetman en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Driel Kluit
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2013
703.