201306411/1/R6.
Datum uitspraak: 24 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Docomar B.V., gevestigd te Veenendaal,
appellante,
en
de raad van de gemeente Veenendaal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 mei 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Industrielaan 24" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Docomar beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 oktober 2013, waar Docomar, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. M.E.C. Mutsaers, en de raad vertegenwoordigd door J. van Manen, mr. R.C.J. Dijkman Dulkes en ing. A.R.M. Burer, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting stichting Patrimonium Woonstichting en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Burgland Projectontwikkeling, beide vertegenwoordigd door T.C. Oskamp, bijgestaan door mr. Tj. P Grünbauer, advocaat te Ede, gehoord.
Overwegingen
1. Het plan maakt de bouw en het gebruik van een woon- zorgvoorziening mogelijk op het zogenoemde terrein "De Shelter" gelegen op de hoek van de Industrielaan en de Laan der Techniek te Veenendaal. Het plangebied maakt deel uit van bedrijventerrein "Het Ambacht" en behoort tot het te transformeren gebied van het "Stationskwartier".
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. Docomar betoogt in haar beroepschrift dat de stedenbouwkundige visie niet ten grondslag had mogen worden gelegd aan het plan, aangezien niet vaststaat of de daarin opgenomen ontwikkelingen doorgang zullen vinden. Daarbij voert zij aan dat het in strijd is met provinciaal beleid om grenzend aan een gemengd woon-werkgebied een bedrijf met milieucategorie 4 toe te staan. Verder voert zij aan dat onvoldoende onderzoek, in het bijzonder akoestisch onderzoek, is gedaan naar de gevolgen van het plan voor haar bedrijfsvoering en de mogelijkheden om uit te breiden. Zij vreest dat zij haar bedrijfsvoering in de toekomst niet langer kan voortzetten op de locatie aan de Laan der Techniek en haar bedrijf zal moeten verplaatsen naar een andere locatie.
3.1. Ter zitting is vastgesteld dat het betoog van Docomar erop neerkomt dat zij vreest voor belemmeringen voor haar bedrijfsvoering. Deze vrees is ingegeven door de onduidelijkheid over de realisering van de stedenbouwkundige visie en welke ontwikkelingen in de toekomst in de omgeving van Docomar worden mogelijk gemaakt en is niet zozeer ingegeven door de in het plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen. Docomar betwist niet dat het plan past binnen de stedenbouwkundige visie.
De raad heeft met betrekking tot de mogelijke gevolgen van het plan voor de bedrijfsvoering van Docomar op basis van de aan het plan ten grondslag liggende rapporten "De Shelter Gemeente Veenendaal", geactualiseerd op 18 februari 2010, en "Milieuruimteplan voor het Stationskwartier te Veenendaal" van 7 juli 2010 gesteld dat het plan geen belemmering oplevert voor de bedrijfsvoering van Docomar. Volgens de raad wordt Docomar reeds in haar bedrijfsvoering beperkt door bestaande woningen die op kortere afstand van Docomar liggen dan het plangebied. Ter zitting heeft Docomar erkend dat het plan geen belemmering oplevert voor haar bedrijfsvoering wat betreft het maatgevende milieuaspect geluid.
Voor zover Docomar vreest vanwege andere mogelijke ontwikkelingen buiten het plangebied in haar bedrijfsvoering en uitbreidingsmogelijkheden te worden beperkt, overweegt de Afdeling dat de gevolgen daarvan in deze procedure niet aan de orde kunnen komen nu thans alleen het plan en de daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen ter beoordeling voorliggen aan de Afdeling.
Voor zover Docomar aanvoert dat de raad voornemens is haar bedrijf niet langer als zodanig te bestemmen, overweegt de Afdeling dat de gronden waarop het bedrijf van Docomar is gevestigd geen onderdeel uitmaken van het plan. In zoverre kan haar betoog over het mogelijk niet langer als zodanig bestemmen van haar bedrijf niet aan de orde komen.
3.2. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in het betoog van Docomar over de gevolgen van het plan voor haar bedrijfsvoering geen grond voor het oordeel dat de raad het plan in zoverre niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.
4. Docomar betoogt dat niet duidelijk is of het plan kan voldoen aan de gemeentelijke parkeernormen. Ter zitting heeft zij naar voren gebracht te vrezen dat, wanneer niet in het plangebied kan worden voorzien in het benodigde aantal parkeerplaatsen, auto’s langs de weg zullen worden geparkeerd waardoor de vrachtauto’s die bij Docomar moeten zijn moeilijker kunnen manoeuvreren.
4.1. De raad stelt dat op eigen terrein moet worden voorzien in de parkeerbehoefte. Volgens de raad bevat het plan, gelet op de binnen het plangebied toegestane bouwmassa, voldoende mogelijkheden om het noodzakelijke aantal parkeerplaatsen te realiseren. Voorts stelt de raad dat bij de aanvraag om een omgevingsvergunning het bouwplan moet voldoen aan de gemeentelijke Bouwverordening en de parkeernormen.
4.2. Aan het plangebied is de bestemming "Gemengd" toegekend. Artikel 3, lid 3.1, van de planregels staat toe dat binnen deze bestemming parkeervoorzieningen worden gerealiseerd bij de aldaar toegestane functies. Nu op grond van de Bouwverordening van de gemeente Veenendaal bij de omgevingsvergunningverlening voor het bouwen moet worden getoetst of gebouwen in hun eigen parkeerbehoefte kunnen voorzien en nu de raad ter zitting aannemelijk heeft gemaakt dat binnen de bestemming "Gemengd" voldoende ruimte aanwezig is voor de realisering van de parkeerplaatsen, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat daarmee de voorziening in de parkeerbehoefte afdoende is verzekerd.
4.3. Ter zitting is voorts naar voren gebracht dat het vereiste van voldoende parkeerruimte in het kader van een goede ruimtelijke ordening niet zou strekken ter bescherming van de belangen van Docomar, omdat zij geen gevolgen kan ondervinden van een eventueel tekort aan parkeerplaatsen in het plangebied.
De Afdeling acht echter niet uitgesloten dat Docomar gevolgen kan ondervinden van een eventueel tekort aan parkeerruimte in het plangebied, nu gelet op het verhandelde ter zitting een mogelijk tekort aan parkeerplaatsen kan leiden tot een toename van de parkeerdruk in de directe omgeving van het bedrijfspand van Docomar. Derhalve bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat Docomar zich wat betreft de parkeerruimte in het plangebied beroept op een aspect van een goede ruimtelijke ordening dat kennelijk niet strekt tot bescherming van haar belang (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 24 oktober 2012 in zaak nr. 201202859/1/T1/R1; www.raadvanstate.nl).
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Alderlieste, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Alderlieste
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2013
590.