201306739/1/R6.
Datum uitspraak: 24 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten A] en [appellanten B], allen wonend te Veghel, (hierna: [appellant A] en [appellant B])
appellanten,
en
de raad van de gemeente Veghel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 mei 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Veghel-West, deelgebied Dorsveld" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 oktober 2013, waar de raad, vertegenwoordigd door A. Munster, drs. M. Wijers en drs. L. Wiersma, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
1. Het plan maakt de bouw van maximaal 114 woningen mogelijk en voorziet daarnaast in de ontwikkeling van een bedrijventerrein. Daarbij zijn woon-werkkavels voorzien tussen de woningen en het bedrijventerrein in. Het plangebied ligt tussen de NCB-laan, Dorshout, Binnenveld en Pater van den Elsenlaan in Veghel.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. [appellant A] en [appellant B] voeren aan dat in de berekening van de verkeersgeneratie in bijlage 10 bij de plantoelichting is uitgegaan van een huidige verkeersgeneratie van 1039-1575 motorvoertuigbewegingen per etmaal op een weekdag, terwijl in de berekening van de verkeersgeneratie in bijlage 10 bij de plantoelichting van het ontwerpplan is uitgegaan van 506 motorvoertuigbewegingen per etmaal op een weekdag. Volgens [appellant A] en [appellant B] valt dit verschil niet te verklaren doordat bij de berekening bij het plan van een andere CROW-publicatie is uitgegaan dan bij de berekening bij het ontwerpplan het geval was.
3.1. De raad stelt bij het ontwerpplan de verkeersgeneratie te hebben berekend aan de hand van de CROW-publicatie 256 "Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden - vuistregels en kengetallen gemotoriseerd verkeer". Volgens de raad is deze publicatie in 2012 vervangen door de CROW-publicatie 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" en heeft het daarom bij de berekening van de verkeerstoename die ten grondslag ligt aan het plan de CROW-publicatie 317 gehanteerd. Volgens de raad verschillen beide publicaties wat betreft categorisering en meeteenheid, zodat beide berekeningen niet goed met elkaar te vergelijken zijn. Daarnaast stelt de raad dat vooral de verkeerstoename ten gevolge van het plan in de toekomstige situatie van belang is. Volgens de raad is de berekende verkeerstoename in de toekomstige situatie niet zodanig dat de NCB-laan de groei van het verkeer niet kan verwerken. In dat kader brengt de raad naar voren dat de toekomstige verkeersintensiteit ruimschoots ligt onder de in de gemeentelijke Nota hoofdwegenstructuur Veghel 2020 vervatte richtlijn van 6.000 motorvoertuigen per etmaal voor dit type weg, zijnde een erftoegangsweg.
3.2. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de te verwachten verkeersintensiteit vanwege het plan is gebaseerd op het verkeersmodel van Veghel voor 2020. De toepassing van dit model is door [appellant A] en [appellant B] niet betwist. Op de NCB-laan, ten oosten van de nieuwe aansluiting Pater van den Elsenlaan, is een te verwachten verkeersintensiteit van 4.173 motorvoertuigen per etmaal berekend. Daarvan is zowel bij de vaststelling van het ontwerpplan als het plan uitgegaan. De berekende verkeersintensiteit komt niet uit boven de in de gemeentelijke Nota hoofdwegenstructuur Veghel 2020 vervatte richtlijn van 6.000 motorvoertuigen per etmaal voor een erftoegangsweg. [appellant A] en [appellant B] hebben de toepassing van deze nota niet betwist. De door [appellant A] en [appellant B] genoemde aantallen motorvoertuigen per etmaal zien op de verkeersgeneratie in de huidige situatie. Dat voor de huidige verkeersgeneratie in het ontwerpplan van een ander aantal is uitgegaan dan bij de vaststelling van het plan heeft niet geleid tot een verandering van de conclusie in het plan over de aanvaardbaarheid van de te verwachten verkeersintensiteit op de NCB-laan.
3.3. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in het betoog van [appellant A] en [appellant B] geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot een onaanvaardbare toename van de verkeersintensiteit op de NCB-laan.
4. [appellant A] en [appellant B] betogen dat ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar de gevolgen van het plan voor de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai op de gevels van bestaande woningen waaronder hun woningen. Dat een snelheidsregime van 30 km per uur is ingesteld maakt volgens [appellant A] en [appellant B] niet dat geen onderzoek hoeft te worden verricht in het kader van een goede ruimtelijke ordening. [appellant A] en [appellant B] voeren aan dat uit het aan het plan ten grondslag gelegde akoestisch rapport van 14 oktober 2011 volgt dat bij referentiepunt 215, gelegen aan de NCB-laan, de voorkeursgrenswaarde in de Wet geluidhinder wordt overschreden, zodat te verwachten is dat ook op de bestaande woningen aan de NCB-laan overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde plaatsvinden. Verder voeren zij aan dat in dit aan het plan ten grondslag gelegde akoestisch rapport de nieuwe verkeersberekeningen op basis van de CROW-publicatie 317 niet zijn meegenomen en daarom niet zorgvuldig tot stand is gekomen.
4.1. Ingevolge artikel 77, van de Wet geluidhinder, voor zover van belang, wordt bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, vanwege het college van burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek ingesteld.
Ingevolge artikel 74, eerste lid, heeft een weg een zone die zich uitstrekt vanaf de as van de weg tot de volgende breedte aan weerszijden van de weg.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder b, geldt het eerste lid niet met betrekking tot wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.
4.2. Niet in geschil is dat op een deel van de NCB-laan een maximum snelheid van 30 km per uur geldt. De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat artikel 74, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet geluidhinder van toepassing is.
Dit laat echter onverlet dat, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in haar uitspraak van 3 september 2003 in zaaknummer 200203751/1; www.raadvanstate.nl), hoewel de Wet geluidhinder daartoe niet verplicht, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, ook in het geval een 30 km/ uur-zone is ingesteld, moet worden nagegaan of de geluidbelasting in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
4.3. Ten behoeve van het plan is een akoestisch onderzoek verricht naar de te verwachten geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai ten gevolge van het plan. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het rapport "Akoestisch onderzoek herontwikkeling Dorshout te Veghel" van 14 oktober 2011. Zoals hiervoor is overwogen heeft het hanteren van een andere publicatie van het CROW bij de vaststelling van het plan ten opzichte van het ontwerpplan geen gevolgen voor de in het akoestisch rapport berekende te verwachten verkeersintensiteit op de NCB-laan.
Uit het akoestisch rapport volgt dat ter hoogte van waarneempunt 215 aan de NCB-laan de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai 54 dB bedraagt. Daarmee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB in de Wet geluidhinder overschreden, maar wordt de maximale ontheffingswaarde van 63 dB niet overschreden. In het akoestisch rapport is geen berekening van de geluidbelasting op de gevels van bestaande woningen aan de NCB-laan opgenomen. De raad stelt dat aannemelijk is dat de geluidbelasting op de gevels van bestaande woningen aan de NCB-laan, waaronder de woningen van [appellant A] en [appellant B], gelet op de berekende geluidbelasting ter hoogte van waarneempunt 215, de maximale ontheffingswaarde evenmin zal overschrijden. De raad acht dit aanvaardbaar en brengt naar voren dat op een deel van de NCB-laan een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt.
4.4. [appellant A] en [appellant B] hebben niet aannemelijk gemaakt dat de raad zich niet mocht baseren op de geluidbelasting berekend bij waarneempunt 215 als het gaat om de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting op de gevels van de bestaande woningen. In hetgeen [appellant A] en [appellant B] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat ter hoogte van de gevels van de woningen van [appellant A] en [appellant B] vanwege het wegverkeerslawaai ten gevolge van de NCB-laan geen onaanvaardbare geluidhinder te verwachten is.
5. De beroepsgronden van [appellant A] en [appellant B] over nut en noodzaak van de in het plan mogelijk gemaakte woningbouw, de voorziene parkeermogelijkheden, de in het plangebied voorkomende beschermde diersoorten en aantasting van hun woongenot betreffen een herhaling van de door hen over het ontwerpplan naar voren gebrachte zienswijze. In de Notitie beantwoording van de zienswijzen is hierop ingegaan. De zienswijze heeft volgens het besluit tot vaststelling van het plan in zoverre niet geleid tot een wijziging van het plan. [appellant A] en [appellant B] hebben geen redenen naar voren gebracht waarom de weerlegging van de zienswijze in zoverre onjuist is.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Alderlieste, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Alderlieste
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2013
590.