201307703/2/R1.
Datum uitspraak: 18 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Posterholt, gemeente Roerdalen,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Roerdalen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Jongerenontmoetingsplaats/Schuilgelegenheid Posterholt" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 november 2013, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. T.A.A. Thijssen, werkzaam bij Tonnaer Adviseurs in Omgevingsrecht, en de raad, vertegenwoordigd door P.J.C. Planje, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaar van partijen heeft de raad ter zitting nadere stukken overgelegd.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een mogelijkheid voor een jongerenontmoetingsplaats/schuilgelegenheid net buiten de kern Posterholt.
3. [verzoeker] richt zich tegen het plan. Hij woont op korte afstand van het plangebied en vreest voor een aantasting van zijn woongenot, in het bijzonder voor geluidhinder en een afname van de sociale veiligheid, door jongeren voor wie de ontmoetingsplaats met name bedoeld is. [verzoeker] betoogt dat de ontmoetingsplaats een aantrekkende werking zal hebben en ook in de omgeving van het plangebied overlast zal worden ervaren. Voorts voert hij onder meer aan dat geen behoefte bestaat aan de te realiseren voorziening en dat geen zorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden ten aanzien van de locatiekeuze. [verzoeker] betoogt dat onomkeerbare gevolgen zich zullen voordoen als gevolg van de inwerkingtreding van het plan, omdat jongeren op die locatie zullen blijven komen na de realisatie van het beoogde bouwwerk, ook wanneer dit bouwwerk weer zou worden verwijderd.
4. De raad erkent de bestaande overlast van jongeren maar meent dat de afstand tussen het plangebied en de woning en tuin van [verzoeker], mede gelet op de bestaande tussenliggende groenvoorzieningen, voldoende waarborg biedt voor een aanvaardbaar woon- en gebruiksgenot voor [verzoeker]. De raad verwijst in dit verband naar de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure), waarin voor vergelijkbare situaties een richtafstand van 50 m wordt geadviseerd. De jongerenontmoetingsplaats/schuilgelegenheid zal bestaan uit een demontabel halfopen bouwwerk van twee wanden met een dak. Dit bouwwerk zal zodanig worden aangebracht dat de geluidverplaatsing richting woningen zo veel mogelijk beperkt wordt. In overleg met de betrokken jongerenwerker en de woningcorporatie zijn verschillende locaties onderzocht. Vanwege de ligging op voldoende afstand van percelen van omwonenden, maar tegelijk niet te ver buiten het dorp, is de gekozen locatie het meest geschikt geacht, aldus de raad.
5. De voorzitter overweegt dat in de huidige situatie jongeren op korte afstand van de woning en tuin van [verzoeker] in meer of mindere mate hinder veroorzaken, hetgeen ook door de raad erkend wordt. De inwerkingtreding van het plan en de realisatie van een ontmoetingsplaats/schuilgelegenheid voor deze jongeren zal naar het oordeel van de voorzitter niet leiden tot een wezenlijke verslechtering van de bestaande situatie. Schorsing van het plan brengt naar mag worden aangenomen niet met zich dat de als hinderlijk ervaren activiteiten beëindigd zullen worden, hetgeen door [verzoeker] ook niet is weersproken. De voorzitter neemt voorts in aanmerking dat de maximale oppervlakte van de schuilgelegenheid 16 m2 bedraagt en dat ter zitting vast is komen te staan dat het bouwwerk op ongeveer 80 m van de achtergevel van de woning van [verzoeker] gerealiseerd zal worden. Die afstand is zodanig dat naar verwachting geen bovenmatige hinder zal ontstaan, in welk verband de raad in redelijkheid heeft kunnen betrekken dat voor een openluchtzwembad of een sportveld met verlichting volgens de VNG-brochure een richtafstand van 50 m wordt aanbevolen.
6. Gelet op het vorenstaande, mede inachtgenomen het belang om in een ontmoetingsplaats te voorzien, ziet de voorzitter aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Bechinka
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2013
371-667.