201308789/2/R3.
Datum uitspraak: 17 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Geertruidenberg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Centrum Raamsdonksveer" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker A] en [verzoeker B] beroep ingesteld.
[verzoeker A] en [verzoeker B] hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 december 2013, waar [verzoeker B], bijgestaan door mr. L. van Schie-Kooman, advocaat te Rotterdam en de raad, vertegenwoordigd door M.G. de Leeuw, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet onder meer in de aanleg van een weg van de Keizersdijk naar het achtergelegen parkeerterrein Oostpolder. Deze weg is voorzien tussen de woningen Keizersdijk 10 en 14, en vervolgens langs de achterzijde van het perceel van [verzoeker A] en [verzoeker B] aan de [locatie]. Thans is op de plaats waar de weg is voorzien een voetpad en een groenstrook aanwezig.
3. [verzoeker A] en [verzoeker B] hebben verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening om onomkeerbare gevolgen van de uitvoering van het plan te voorkomen. Zij vrezen nadelige gevolgen voor hun woon- en leefklimaat in de vorm van vermindering van hun privacy, trillings- en geluidoverlast en vermindering van de luchtkwaliteit, nu het plan het mogelijk maakt dat de weg pal achter hun tuin wordt aangelegd. Daarbij komt dat het plan het mogelijk maakt om ter plaatse lichtmasten tot 12 m hoog op te richten.
[verzoeker A] en [verzoeker B] voeren verder aan dat de aanleg van de weg thans nog niet noodzakelijk is nu de aanleg onlosmakelijk verbonden is met de komst van een supermarkt en die supermarkt niet in het plan is voorzien. Voor zover het achterliggende parkeerterrein onvoldoende wordt gebruikt had een betere bewegwijzering kunnen worden aangebracht. Ook had de weg verder van hun huizen kunnen worden voorzien en aan alternatieven is geen aandacht besteed, aldus [verzoeker A] en [verzoeker B].
Daarnaast achten [verzoeker A] en [verzoeker B] het akoestisch onderzoek ondeugdelijk nu geen geluidmeting op de gevel van hun woning heeft plaatsgevonden en bij het onderzoek geen rekening is gehouden met het bevoorradings- en ander verkeer dat van de weg gebruik zal maken om van en naar de supermarkt te rijden. Ook wat betreft de luchtkwaliteit had met dit verkeer rekening moeten worden gehouden, aldus [verzoeker A] en [verzoeker B]. Verder moet het flora- en faunaonderzoek als verouderd worden beschouwd nu dat meer dan twee jaar oud is.
4. Blijkens de stukken heeft de raad primair tot de aanleg van de weg besloten in verband met het autoluw maken van het centrum van Raamsdonkveer. Hiertoe zal een knip in de Keizersdijk worden gemaakt. Om het centrum toch goed bereikbaar te houden voor auto’s wordt een aantal maatregelen getroffen, waaronder het beter bereikbaar maken van het nu nauwelijks gebruikte, achter de woningen van [verzoeker A] en [verzoeker B] gelegen, parkeerterrein Oostpolder. Ook zonder de komst van een supermarkt acht de raad de wegaanleg noodzakelijk. Nu ten tijde van het bestreden besluit nog geen besluit was genomen dat voorzag in de komst van een supermarkt in de omgeving, hoefde in het te verrichten onderzoek geen rekening te worden gehouden met de gevolgen van de komst van een supermarkt voor met name luchtkwaliteit en geluidoverlast. Deze gevolgen hiervan kunnen en, zo heeft de raad uitdrukkelijk verklaard, zullen aan de orde komen indien verdere besluitvorming daaromtrent plaatsvindt.
4.1. Blijkens het akoestisch onderzoek zijn berekeningen gemaakt ter plaatse van de gevels van de woningen Keizersdijk 10 en 14 en zal vanwege de nieuwe weg worden voldaan aan de voorkeurswaarden van de Wet geluidhinder. Nu deze gevels op een veel geringere afstand van de weg liggen dan de gevel van de woning van [verzoeker A] en [verzoeker B] valt niet in te zien dat in dit opzicht aanvullend onderzoek noodzakelijk was. Gegeven deze afstand van het plandeel waarop de weg is voorzien tot aan de woning van [verzoeker A] en [verzoeker B], te weten 40 m, ziet de voorzitter voorts nog niet in dat ter plaatse van een onacceptabele trillinghinder sprake zal zijn. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat de uitgevoerde berekeningen inzake de luchtkwaliteit onjuist zijn.
4.2. [verzoeker A] en [verzoeker B] hebben voorts niet gesteld op welke punten het uitgevoerde flora- en faunaonderzoek onzorgvuldig is geweest. Gelet hierop, alsmede gezien het binnenstedelijke karakter van de locatie, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het flora- en faunaonderzoek niet aan zijn beslissing ten grondslag had mogen leggen.
4.3. In de omstandigheid dat ter plaatse lichtmasten tot 12 m hoog mogen worden opgericht ziet de voorzitter onvoldoende aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Daartoe wordt in aanmerking genomen de afstand tot de woning van [verzoeker A] en [verzoeker B] en de omstandigheid dat bij het bestaande voetpad al lantaarns aanwezig zijn. Overigens gaat het, zo heeft de raad ter zitting toegelicht, om een algemene regeling voor de bestemming "Verkeer - verblijfsgebied" en is het niet de bedoeling is ter plaatse lantaarnpalen van een dergelijke hoogte op te richten.
4.4. Verder is van belang dat de raad bij de keuze van een bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die zijn betrokken bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. Blijkens de stukken heeft de raad de verschillende mogelijkheden afgewogen en is hij gemotiveerd tot deze keuze gekomen. Gegeven het belang dat is gediend met een autoluwe centrum dat toch goed bereikbaar is met de auto ziet de voorzitter geen grond voor het oordeel dat de raad, afwegende de betrokken belangen, niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Mede in aanmerking genomen het binnenstedelijke karakter van de locatie is niet aannemelijk is gemaakt dat ter plaatse sprake zal zijn van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [verzoeker A] en [verzoeker B].
5. Gelet op al het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Matulewicz
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2013
45.