201308834/2/R3.
Datum uitspraak: 19 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1],
2. [verzoeker sub 2],
3. [verzoeker sub 3], allen wonend te Oisterwijk,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Oisterwijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Centrum Oisterwijk" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] beroep ingesteld. Zij hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker sub 3] heeft nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 9 december 2013, waar [verzoeker sub 3], vertegenwoordigd door mr. A. Vinkenborg, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door drs. J.W. Rama-Alberto en drs. G.E. La Rose, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 3S Vastgoed B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde] en [directeur], gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan, voor zover bestreden, voorziet in de vestiging van een supermarkt op het perceel Kerkstraat 57 in het centrum van Oisterwijk.
3. De gronden aan de Kerkstraat 57 hebben de bestemming "Gemengd - 6" met de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - supermarkt 1".
4. [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] voeren aan dat zij vrezen voor ernstige parkeerhinder en overlast van laad- en loswerkzaamheden van de supermarkt. Zij voeren aan dat de raad ook zelf op het standpunt staat dat de ruimtelijke inpasbaarheid van een supermarkt ter plaatse in verband daarmee problematisch is, zodat het bestreden besluit naar hun mening strijdt met artikel 3.1 van de Wet op de ruimtelijke ordening en met artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] betogen dat het college van burgemeester en wethouders om die reden reeds tweemaal een omgevingsvergunning voor bouwen voor de supermarkt heeft geweigerd, recentelijk bij besluit van 26 november 2013. Zij beogen met hun verzoek te voorkomen dat bij het besluit op het bezwaar tegen laatstgenoemd besluit de omgevingsvergunning alsnog kan worden verleend.
4.1. Op 26 november 2013 is een omgevingsvergunning voor bouwen ten behoeve van een supermarkt op het perceel Kerkstraat 57 geweigerd. Als tegen de weigering van de omgevingsvergunning bezwaar wordt gemaakt, dient het college van burgemeester en wethouders een besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van het op dat moment geldende bestemmingsplan. Schorsing van het vaststellingsbesluit voor het bestemmingsplan heeft daarom gevolgen voor de vraag welk bestemmingsplan op het moment van het nemen van het besluit op bezwaar geldt. Schorst de voorzitter het besluit tot vaststelling van het voorliggende plan niet, dan geldt bij het besluit op bezwaar het voorliggende plan als toetsingskader en zal de omgevingsvergunning kunnen worden verleend indien het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 12 januari 2011, in zaak nr. 201005699/1/H1) worden door de vernietiging van een vaststellingsbesluit van een bestemmingsplan de rechtsgevolgen van de op basis van dat plan verleende omgevingsvergunningen niet ongedaan gemaakt.
Ter zitting is namens 3S Vastgoed B.V., verhuurster van het gebouw aan de Kerkstraat 57, verklaard dat bezwaar zal worden gemaakt tegen de weigering van de omgevingsvergunning van 26 november 2013. Gelet op een en ander is het spoedeisend belang gegeven.
4.2. Ter zitting heeft de raad, in lijn met zijn standpunt in de stukken, waaronder de zienswijzennota, verklaard dat de inpasbaarheid van een supermarkt ter plaatse problematisch en derhalve niet gewenst is door het ontbreken van voldoende parkeergelegenheid en vanwege problemen met geluids- en verkeersoverlast ten gevolge van de bevoorrading. De voorzitter is derhalve van oordeel dat een toereikende ruimtelijk onderbouwde verantwoording van de keuze voor deze bestemming ontbreekt. Onder deze omstandigheden acht de voorzitter niet uitgesloten dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het bestreden besluit in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht niet deugdelijk is gemotiveerd en dat het bestreden besluit niet in stand zal blijven in die procedure.
4.3. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
4.4. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Daarbij overweegt de voorzitter dat van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten van 3S Vastgoed B.V. niet is gebleken.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Oisterwijk van 27 juni 2013, voor zover het het plandeel met de bestemming "Gemengd - 6" en de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - supermarkt 1" voor het perceel Kerkstraat 57 betreft;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Oisterwijk tot vergoeding van:
-bij [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] in verband met de behandeling van hun verzoeken opgekomen proceskosten tot een bedrag van ieder € 472,00 (zegge: vierhonderdtweëenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en
-bij [verzoeker sub 3] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de raad van de gemeente Oisterwijk aan [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van ieder € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Zijlstra
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2013
240.