ECLI:NL:RVS:2013:2666

Raad van State

Datum uitspraak
18 december 2013
Publicatiedatum
24 december 2013
Zaaknummer
201309006/2/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Centrum Vlijmen

Op 18 juni 2013 heeft de raad van de gemeente Heusden het bestemmingsplan "Centrum Vlijmen" en het bijbehorende exploitatieplan vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verschillende verzoekers, waaronder [verzoeker sub 1], de stichting Stichting Achmea Dutch Retail Property Fund en [verzoeker sub 3], beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de verzoeken op 3 december 2013 ter zitting behandeld. De verzoekers hebben hun bezwaren toegelicht, waarbij [verzoeker sub 1] zich vooral richtte tegen het exploitatieplan en Stichting Achmea en [verzoeker sub 3] zich richtten tegen het bestemmingsplan.

De voorzitter heeft overwogen dat de beoordeling van de door verzoekers aangedragen aspecten nader onderzoek vergt, waarvoor deze procedure zich niet leent. De voorzitter heeft als uitgangspunt genomen dat de zitting in de bodemzaak op 17 februari 2014 zal plaatsvinden, met de verwachting dat de Afdeling rond 1 april 2014 uitspraak zal doen. De voorzitter heeft geconcludeerd dat het verzoek van [verzoeker sub 1] om een voorlopige voorziening af te wijzen, omdat er onvoldoende belang bestaat bij het treffen van een dergelijke voorziening.

Voor Stichting Achmea, die eigenaar en verhuurder is van percelen in de nabijheid van het plangebied, was het verzoek gericht op het voorkomen van het verlenen van omgevingsvergunningen op basis van het bestemmingsplan voordat de bodemzaak is behandeld. De voorzitter heeft uiteindelijk besloten om het bestemmingsplan voor de percelen waarop het bouwplan van [partij] betrekking heeft, te schorsen, omdat niet kon worden uitgesloten dat er in de tussentijd omgevingsvergunningen zouden worden aangevraagd.

De voorzitter heeft de raad van de gemeente Heusden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van Stichting Achmea en het griffierecht aan de verzoekers. De uitspraak is gedaan door de voorzitter op 18 december 2013.

Uitspraak

201309006/2/R6.
Datum uitspraak: 18 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1], gevestigd te Nieuwkuijk, gemeente Heusden,
2. de stichting Stichting Achmea Dutch Retail Property Fund (hierna: Stichting Achmea), gevestigd te Amsterdam,
3. [verzoeker sub 3A] en [verzoeker sub 3B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker sub 3]), wonend te Vlijmen, gemeente Heusden,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Heusden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Centrum Vlijmen" en het gelijknamige exploitatieplan vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1], Stichting Achmea en [verzoeker sub 3] beroep ingesteld.
[verzoeker sub 1], Stichting Achmea en [verzoeker sub 3] hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Stichting Achmea, de raad en [partij] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 3 december 2013, waar [verzoeker sub 1], vertegenwoordigd door mr. W. Krijger, Stichting Achmea, vertegenwoordigd door mr. I. Haverkate, advocaat te Amsterdam, [verzoeker sub 3A] en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.Y.C.L. de Wit, advocaat te Rotterdam, ing. R.M.W.B. Flipsen, drs. Y.T. Vos, en ing. S.L. Lahpor-van der Maarel, allen werkzaam bij de gemeente, en mr. T.J.E.A. van der Heijden, werkzaam bij adviesbureau VD2, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door mr. A.J.G.A. de Wit en [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het bestemmingplan voorziet in herstructurering van het centrum van Vlijmen. De voorziene ontwikkelingen omvatten onder meer een bouwplan van [partij] voor de sloop en de nieuwbouw van winkels en woningen rondom het Plein. Dat bouwplan ziet op de gronden in het plangebied waaraan de bestemming "Centrum - 2" is toegekend.
3. [verzoeker sub 1] richt zich met haar verzoek vooral tegen het exploitatieplan, en verder tegen delen van het bestemmingsplan. De gronden van haar verzoek hebben onder meer betrekking op het niet integraal ter beschikking stellen van het taxatierapport, onjuistheden in het taxatierapport, de grens van het exploitatiegebied, de faseringsregeling en andere aspecten betreffende uitgangspunten van het exploitatieplan. Stichting Achmea en [verzoeker sub 3] richten zich met hun verzoeken tegen het bestemmingsplan. De gronden van Stichting Achmea hebben onder meer betrekking op de regionale behoefte, duurzame ontwrichting, de aanbestedingsplicht en verboden staatssteun. [verzoeker sub 3]s gronden hebben betrekking op de financiële uitvoerbaarheid en verkeer.
4. Gezien de complexiteit van de zaak vergt de beoordeling van de door verzoekers aangedragen aspecten nader onderzoek waarvoor deze procedure zich niet leent. De vraag of vooruitlopend op die beoordeling in de bodemzaak een voorlopige voorziening moet worden getroffen zal dan ook worden beantwoord aan de hand van een belangenafweging. Daarbij hanteert de voorzitter als uitgangspunt dat de zitting in de bodemzaak op 17 februari 2014 zal plaatsvinden zodat de verwachting is dat de Afdeling rond 1 april 2014 uitspraak zal doen.
5. [verzoeker sub 1] is eigenaar van percelen in het exploitatiegebied. Het betreft geen percelen waarop het bouwplan van [partij] betrekking heeft. Het verzoek van [verzoeker sub 1] is vooral ingegeven door de faseringsregel van artikel 4 van de regels van het exploitatieplan. Deze faseringsregel, die erop neerkomt dat met betrekking tot haar percelen tot 1 januari 2017 geen omgevingsvergunning voor bouwen kan worden verleend, is volgens [verzoeker sub 1] onredelijk bezwarend. Zij meent als gevolg van deze faseringsregel beperkt te zijn in haar bedrijfsmatige planning. [verzoeker sub 1] heeft ter zitting desgevraagd echter ook te kennen gegeven dat zij voor de desbetreffende percelen geen concrete plannen heeft. De voorzitter is daarom tegen de achtergrond van de verwachting dat de Afdeling op niet al te lange termijn uitspraak zal doen in de bodemzaak van oordeel dat wat [verzoeker sub 1] betreft onvoldoende belang bestaat bij het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek van [verzoeker sub 1] dient te worden afgewezen.
6. Stichting Achmea is eigenaar en verhuurder van percelen in het winkelgebied Oliemaat dat is gelegen in de nabijheid van het plangebied. Stichting Achmea heeft ter zitting uiteengezet dat zij zich met name niet kan verenigen met het bestemmingsplan voor zover dat voorziet in het bouwplan van [partij]. Zij wenst met haar verzoek daarom in wezen te voorkomen dat in de periode tot de uitspraak van de Afdeling in de bodemzaak met betrekking tot de desbetreffende percelen op de grondslag van het bestemmingsplan omgevingsvergunningen worden verleend. [verzoeker sub 3], die in de nabijheid van het plangebied woont, heeft zich wat betreft zijn verzoek ter zitting aangesloten bij het verzoek en het betoog van Stichting Achmea.
6.1. [partij] heeft bij brief van 29 november 2013 medegedeeld dat zij niet het voornemen heeft om in verband met haar bouwplan een omgevingsvergunning voor bouwen aan te vragen voordat het bestemmingsplan onherroepelijk is. Ter zitting is echter gebleken dat een aantal percelen waarop het bouwplan betrekking heeft vooralsnog in eigendom is van derden. Reeds daarom kan niet worden uitgesloten dat na inwerkingtreding van het bestemmingsplan in de periode tot de uitspraak in de bodemzaak met betrekking tot de desbetreffende percelen omgevingsvergunningen voor bouwen worden aangevraagd die - gebonden - moeten worden verleend.
[partij] heeft ter zitting verklaard geen bezwaar te hebben tegen schorsing van het bestemmingsplan voor zover dat betrekking heeft op de percelen waarop haar bouwplan ziet. De raad heeft desgevraagd ter zitting medegedeeld dat hij niet de verwachting heeft dat derden op korte termijn de desbetreffende percelen wensen te ontwikkelen. De voorzitter ziet onder die omstandigheden, bij afweging van betrokken belangen tegen de achtergrond van de verwachting dat de Afdeling op niet al te lange termijn uitspraak zal doen in de bodemzaak, aanleiding om de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen die erop neerkomt dat het bestemmingsplan hangende de bodemzaak niet in werking treedt voor zover het betreft de percelen waarop het bouwplan van [partij] betrekking heeft.
7. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten van Stichting Achmea te worden veroordeeld. Ten aanzien van [verzoeker sub 3] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van [verzoeker sub 1] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek van [verzoeker sub 1] af;
II. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Heusden van 18 juni 2013 voor zover het betreft de delen van het bestemmingsplan "Centrum Vlijmen" met de bestemming "Centrum - 2";
III. veroordeelt de raad van de gemeente Heusden tot vergoeding van bij de stichting Stichting Achmea Dutch Retail Property Fund in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Heusden aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) voor de stichting Stichting Achmea Dutch Retail Property Fund en € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [verzoeker sub 3A] en [verzoeker sub 3B] vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Timmerman
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2013
431.